Wat is de betekenis van aaneengesloten?

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aaneengesloten

aaneengesloten - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: aan-een-ge-slo-ten 1. wat één geheel vormt ♢ ons huis staat in een aaneengesloten rij huizen 2. wat zonder onderbreking verloopt ♢ hij is acht j...

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aaneengesloten

bn., door wederzijdse aanraking een geheel vormend : in aaneengesloten gelederen, schouder aan schouder; aaneengesloten oeververdediging, paalrij;

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aaneengesloten

bn. (nauw verbonden, zodat het een geheel is): een — geheel.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aaneengesloten

(a:n'e:n) bn. en bw. 1. elkaar rakend : in gelederen. 2. nauw verbonden : een geheel.

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aaneengesloten

Aaneengesloten - bn., in aaneengesloten gelederen, schouder aan schouder; aaneengesloten ruiten, (wapenk.) die elkaar met de hoekpunten der stompe hoeken raken.