Wat is de betekenis van aanbetrouwen?

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanbetrouwen

(betrouwde aan, heeft aanbetrouwd), ter bewaring, ter verzorging of ter uitvoering opdragen (thans ongewoon, men zegt toevertrouwen).

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aanbetrouwen

betrouwde -, h. -betrouwd (1 met betrouwen opdragen; 2 in bewaring geven; 3 ter uitvoering opdragen): 1 iem. de opvoeding van zijn kind -; 2 deze gewichtige documenten zal ik hem niet -; 3 iem. de uitvoering van een plan wél -. aan bevelen, beval aan, h. -bevolen (1 een gunstige stemming, belangstelling trachten op te wekken: aanprijzen;...

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aanbetrouwen

Aanbetrouwen - (betrouwde aan, heeft aanbetrouwd), ter bewaring, ter verzorging geven of ter uitvoering opdragen; sterker dan toevertrouwen.