Wat is de betekenis van aagt?

Zie Aacht, Aachtje en vergelijk Aagte.

aagt - Zelfstandignaamwoord 1. (voeding) (lichtzure) appel, aagtappel. 2. (bouwkunde) een ondergrondse gang Woordherkomst aagjesappel Synoniemen [2] haagt Zie ook Aagt

De etymologische oorsprong is het Griekse woord of agathos, "De goede". De eerste vermelding van een vernoeming in het Nederlands dateert van 1219.[bron?]. Bewerken] Agatha, Agatha van Catania of Sicilië Agatha van Normandië, dochter van Mathilde van Vlaanderen Agatha, abdis van Saint-Pierre in Lyon, dochter van Thomas I van Savoye Agatha Northum...

lichtzure appel

Lange. Houtzaagmolen te Westzaandam, paltrok, bijnaam van De Nieuwe (ook wel: Jonge) “Dekker.

aagt, m. (-en), ook: aagtappel; lichtzure appel, die nu alleen nog maar in particuliere tuinen voorkomt.

v Zie Aacht, Aachtje en vgl. ook Aagte.

(Fr.: aech, aeght). Laaggelegen weiland. Zie: Fr. Jierb. (1937), 124-129; B. n (1940), 141-146; Schönfeld, Veldnamen 14, 24, 51.

v. (verkorting van Agatha); nieuwsgierig Aagtje (ook: Aagje) (van Enkhuizen), nieuwsgierige vrouw (naar een kluchtspel der 17de eeuw). aagt, v. -en (Engelse kroonappel, een lichtzure appel; z. Griet; -appel, m. -s of -en.

Aagt - v. (-en), aagt- of aagjesappel, m. (-s), appel; de Engelsche aagt of kroonappel en het Enkhuizer aagje.

verkorting van den vrouwenaam Agatha; oorspronk. beteekenis: de goedaardige.

Aagt, v. (B.m. en v.) (-en), appel. *-, verkorte vrouwen-naam, Agatha. *-APPEL, AAGJESAPPEL, m. (-en).