Wat is de betekenis van ALBEHOEDER?

2024-12-03
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Albehoeder

m., die alles behoedt, dicht, naam voor het Opperwezen.

2024-12-03
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Albehoeder

m. (lit. taal: de Godheid).

2024-12-03
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

albehoeder

m. die alles behoedt: God de -.

2024-12-03
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ALBEHOEDER

Albehoeder m. die alles behoedt; dicht, naam voor het Opperwezen. ALGEBIEDER, ALZEGENAAR, enz. enz.