Indirecte belastingen zijn belastingen die overheid op een indirecte manier heft. Dit wil zeggen dat de belastingplichtige de belasting niet rechtstreeks aan de Belastingdienst betaalt, maar de belasting bij de prijs van een product of dienst inbegrepen is. Omzetbelasting en accijnzen zijn bekende vormen van indirecte belastingen.
Op het moment dat iemand bijvoorbeeld een nieuwe broek in de winkel koopt, betaalt de koper van de broek 21% omzetbelasting aan de verkoper. Deze 21% zit bij de prijs inbegrepen. Stel dat de broek €121 kost, betaalt de koper dus €25,41 omzetbelasting aan de verkoper. De verkoper van de broek betaalt dit bedrag vervolgens aan de Belastingdienst. Voor de meeste producten of diensten geldt een btw-percentage van 21%. Er zijn een aantal uitzonderingen levensmiddelen, boeken en het bezoeken van bijvoorbeeld een theatervoorstelling waar een btw-tarief van 6% geldig is. Dit tarief is een stuk lager aangezien levensmiddelen tot de primaire levensmiddelen behoren, en de overheid het bezoek aan theater, dierentuinen, musicals en dergelijke wil stimuleren. Omzetbelasting is een algemene belasting. Dit betekent dat er op nagenoeg ieder product of dienst belasting geheven wordt.
Naast de algemene belasting zijn er ook bijzondere belastingen. Een bekend voorbeeld hiervan zijn accijnzen. Bij de aankoop van bijvoorbeeld een kratje bier of een pakje sigaretten betaalt de koper accijns over dit product. Het doel hiervan is enerzijds het spekken van de staatskas, en anderzijds om het gebruik van bepaalde goederen niet te stimuleren. Zo is alcohol en tabak slecht voor de gezondheid en is benzine slecht voor het milieu. Om het gebruik van deze producten te verminderen zijn de accijnzen in het leven geroepen. Deze producten waarvan de overheid het gebruik wilt verminderen worden ook wel demerit goods genoemd. Andere vormen van indirecte belastingen zijn motorrijtuigenbelastingen, milieubelastingen en invoerrechten.
