Iemand die zich door bijzondere kleding, zoals een rinkelende zotskap en zotskolf (=staf) gedraagt en zo de omstanders vermaakt.
De nar was een potsenmaker die al sinds de oudheid als een soort toneelfiguur o.a. bij Seneca voorkwam.
Sinds de Kruistochten (ca. 1100) tot het begin van de achttiende eeuw komt hij voor, in dienst van vorstenhoven (hofnar), steden en → rederijkerskamers en heden nog als carnavalsfiguur. Meestal mismaakt maar met een scherpe geest was het zijn taak om de vorst en anderen te vermaken en onder het mom van dwaasheid de waarheid te zeggen.
Hij komt o.a. voor in talrijke toneelstukken van Shakespeare.
Literatuur
- De Leeuwe, Toneel en dans
- Ph. Hartnoll, The Oxford Companion to the Theatre