Begrippenlijst drama

Nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling (2001)

Gepubliceerd op 30-06-2017

Improvisatie/Improviseren

betekenis & definitie

Lat.>: improvisus=onvoorzien.

Vorm van spelen/dramatiseren/toneelspelen waarbij spelers of onvoorbereid, of deels voorbereid of op een vast stramien met enkele suggesties
(= spelgegevens) als uitgangspunt spel ontwikkelen.
a. De speler kan tijdens zijn spel met andere spelers alle hieronder genoemde spelgegevens combineren en consequent toepassen. Spelgegevens zijn: rol, actie, motief, ruimte/plaats, tijd, verhaal.
b. De speler kan tijdens zijn spel met andere spelers (→) impulsen (→) accepteren, deze combineren met de reeds aanwezige spelgegevens integreren in het totaal van het spel. Impulsen kunnen onder meer zijn: tegenspel van anderen, reacties van het publiek, rekwisieten, decorstukken. Improvisatie is de meest gehanteerde werkvorm in het vak drama. Karakteristiek voor improvisatie is dat noch de tekst noch het (→) handelingsverloop van tevoren gegeven is. Die worden door de spelers zelf bepaald/gemaakt/ontworpen.

Improvisatie kan gehanteerd worden als:
- oefening = werkvorm(en) om zich deze vaardigheid eigen te maken
- techniek = vaardigheid om te improviseren
- vormgeving = namelijk de (→) scène, die het resultaat is van improvisatie

Er zijn verschillende vormen van improvisatiespelen, o.m. het (→) inspringspel.

Literatuur
- Examenprogramma’s CKV3 Drama HAVO/VWO
- M.P. van Bakelen/ H. I. M. Coppens, Een Leerplan Drama, 1995
- André Besseling, Theater vanuit het niets, alles over improvisatietheater, 1999
- Henriette I. M. Coppens, Over toetsen, 1997
- Keith Johnstone, Impro, 1990