Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

Gepubliceerd op 31-07-2017

turnen

betekenis & definitie

(onov ww; turnde; h. geturnd) 1 ru - samengestelde reeks verplichte (voorgeschreven) of vrije (zelf gekozen) gymnastische oefeningen uitvoeren aan of op dames- of herenturntoestellen als (wedstrijd)sport, waarbij de nadruk ligt op lenigheid, ritmische beweging en schoonheid, maar ook spierkracht en uithoudingsvermogen van belang zijn; de vier toestellen bij het damesturnen zijn, in olympische volgorde: paard (sprong), brug ongelijk, balk, vloer; de zes toestellen bij het herenturnen zijn, in olympische volgorde: vloer, voltige- paard, ringen, paard (sprong), brug gelijk, rek.

• Bij de atletiek gaat het in hoofdzaak om de bewegingen, bij het turnen in hoofdzaak om de standen. (HAANE)

• Met drie bijkomende factoren, namelijk virtuositeit, originaliteit en risico, kunnen turn(st)ers extra tienden van punten voor een oefening verdienen. Hiervoor moeten ze natuurlijk wel heel speciale elementen in hun kuur inlassen. (MANLE)

→ rhönradturnen

2 GY Vlaams-Nederlands - gymnastiekles hebben, syn. gymmen ingevoerd door de Pruisische gymnastiekleraar Friedrich Ludwig Jahn (T778- 1852) bij de opening van zijn gymnastiekterrein Hasenheide in 1811; naar verouderd Hd. Turner (jong soldaat), van Turnier (toernooi), waarschijnlijk terug te voeren op Lat. tornare (draaien).