Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

Gepubliceerd op 31-07-2017

tempo

betekenis & definitie

(het; -’s) 1 SP - de relatieve snelheid waarmee bewegingen, of onderdelen ervan, elkaar opvolgen: het tempo verhogen, opvoeren.

• De vijfenzeventig lopers uit zeventien landen zorgden zelf voor de eerste problemen door in een ongelooflijk hoog tempo te vertrekken. (HEMER)

• Als ik nu te veel tempo ga maken, loop ik de kans mezelf op te blazen. Niet dat ik daar nu iets van zou merken, maar wel over een kilometer of twintig. Alles wat ik nu te hard loop, betaal ik straks dubbel en dwars terug met tijdverlies. (BENAL)

2 SP - snel tempo, syn. vaart, snelheid: tempo maken, de snelheid verhogen; er zit geen tempo in de wedstrijd.