Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

Gepubliceerd op 31-07-2017

springen

betekenis & definitie

(onov ww; sprong; h. en is gesprongen) 1 SP - als een wijze van zich te verplaatsen of voort te bewegen, bv. verspringen, hoogspringen, over de bok springen: men moet niet verder springen dan zijn stok lang is, men moet niet meer ondernemen dan men uitvoeren kan.

2 GY - zich door een afzet van de voet(en) met kracht in de hoogte verheffen om zich zwevend voort te bewegen in een (serie) oefening(en) (naar of over een toestel).
3 SP - zich door een afzet van de voeten bewegen (verplaatsen) in de hoogte (hoogspringen), verte (verspringen) of diepte (diepspringen).
4 SP - als lichaamsoefening of een beweging in spel en sport.
5 AF - touwtjespringen 6 DG - bewegingen maken met de voeten, waardoor het lichaam ruksgewijze wordt opgeheven, zonder dat daarom beide voeten gelijk de grond behoeven te verlaten, m.n. als dansbeweging, bv. bij breakdance, clip dance.