Gepubliceerd op 29-03-2021

Kalender

betekenis & definitie

In het Nab. O. waren de maanden afwisselend 29 en 30 dagen lang; het jaar was een „maan-jaar” en omvatte dus 6 maanden van 29, en 6 maanden van 30 dagen, in totaal 354 dagen.

Dit maakte het noodzakelijk om het „maan-jaar” van tijd tot tijd met het „zonne-jaar” in overeenstemming te brengen. De Sumer.* en de Babylon.* deden dit door eerst op gezag v.h. bestuur v.d. stad en later op gezag v.d. koning v.h. land - een extra-maand in te voegen. In Assyr.* volgde men een ander systeem; daar was het de gewoonte om de maand, waarvan het begin het dichtst bij het ente-equinoctium lag, als de eerste maand v.h. jaar te beschouwen; bij dit systeem viel het begin v.h. jaar dus na 3 of 2 jaar in een nieuwe maand. Tiglatpileser I voerde het Babyl. systeem ook in Assyr. in. Toen verschoof de eerste maand v.h. jaar dus niet meer; het jaar begon van toen af met de maand Nisan, die in onze tijdrekening van half maart tot half april loopt. De Sumer. noemden de jaren naar de belangrijkste gebeurtenissen v.h. voorafgaande jaar, maar spreken dan zelf v.h. jaar „waarin dat en dat geschiedde”.

Dit systeem werd door de Babyl. overgenomen en bleef in zwang tot men in de Kassit.* tijd de jaren begon te dateren rekenend vanaf het eerste jaar nadat een koning de troon bestegen had. De Assyr. benoemden het jaar naar de functionaris, die dat jaar het limmu-ambt had bekleed.Het Egyptisch burgerlijk of kalenderjaar bestond uit 3 seizoenen, elk verdeeld in 4 maanden van 30 dagen. Bij dit jaar van 360 dagen werden 5 epagomenische („aanvullings”-)dagen gevoegd. Omdat men geen „schrikkeldagen” invoegde was men in 4 x 365 = 1480 jaren een jaar ten achter (Sothis-periode). Met behulp hiervan en in verband met historische berichten heeft men hieruit de invoering van deze kalender in Eg. ten onrechte op 4241 v.C. willen stellen: de „oudste datum in de wereldgeschiedenis”,

De kalender van India ging uit v.d. „maandag” (tithi), waarvan ca. 30 een „maanmaand” vormden, gelijk aan ca. 29J dag v.h. „zonne-jaar”. De maand werd weer in 2 helften (paksa) gedeeld van elk 15 tithi’s. Een jaar bestond uit 12 „maan-maanden” en een groep van 2 maanden vormde een „seizoen” (rtu); deze 12 „maan-maanden” tellen slechts ca. 354 dagen. Reeds vroeg paste men het volgende systeem toe om overeenstemming met het „zonne-jaar” te bereiken; 62 „maand-maanden” zijn ong. 60 „zonne-maanden” en dus werd, evenals in het Nab. O. (Z. boven) alle 30 maanden een extra maand ingelast, zodat elk 2e of 3e jaar 13 maanden telde en ca. 29 dagen langer was dan de andere jaren. Voor religieuse doeleinden is deze kalender nog in gebruik. De zonnekalender, uit het Westen ingevoerd. is sedert de Gupta-periode bekend, doch werd hoogstens toegepast in combinatie met de oude kalender als extra gegeven.

Het typerende systeem der Chinese tijdsrekening, dat blijkens de inscripties reeds tijdens de Shang-dyn.* werd toegepast is het zog. kanchih systeem der cyclische dateringen. Door combinatie van 2 reeksen van tekens, de 10 Hemelse Stammen en de 12 Aardse Takken; door regelmatige combinatie ontstaat na 60 keer wederom de eerste combinatie, zodat de cyclus, gebruikt voor dagen, maanden en jaren, na 60 jaar afloopt. Zonder opgave van de vorstennaam is dus vaak niet vast te stellen welke datum bedoeld wordt. Vanaf de vroege Han-tijd bestaat de gewoonte regeringsperioden namen te geven. Deze namen wisselden veelvuldig en onregelmatig. Later evenwel werden deze tijdens het regime v.e. keizer niet meer tussentijds gewijzigd. Zo is K’ang-hsi (1662-1722) strikt genomen de naam v.e. periode, niet de naam v.d. tijdens die periode regerende keizer.

Ook het Chinese jaar is een „maan-jaar”, maar het begin wordt door de zon aangegeven, het valt n.1. op de eerste nieuwe maan, nadat de zon aquarius bereikt, dus nooit voor 21 januari of na 19 februari.

Bij de Azteken* en de Maya* bestonden twee kalenders; men had een sacraal jaar van 18 maanden van 20 dagen en een profaan zonnejaar van 360 + 5 onheilsdagen. Elke dag had dus 2 namen. Een cyclus duurde 52 jaar, pas na afloop van deze tijd herhaalde zich de combinatie v.d. namen v.d. dagen in beide kalenders. Het getal 52 was astraal gedetermineerd: om de 104 jaar colncideert de Venusperiode van 584 dagen met beide kalenderrekeningen. Ook wisten de Mayapriesters dat 8 zonnejaren precies hetzelfde aantal dagen omvatten als 5 Venusperioden. Z. Leidse Plaat.