Gepubliceerd op 29-03-2021

* archeologische literatuur

betekenis & definitie

Het aantal publikaties over archeologische en prehistorische onderwerpen is ontelbaar. Er zijn 3 categorieën: artikelen in algemene of vaktijdschriften, boekwerken; en tenslotte bibliografische overzichten van archeologische literatuur.

Aan vaktijdschriften alleen al verschijnt over de gehele wereld in talrijke moderne talen een dermate groot aantal, dat een speciale, vele bladzijden tellende catalogus nodig is om de belangrijkste op te nemen; van de tijdschrift-artikelen bestaat vaak niet eens een overzicht.De publikaties, hieronder genoemd, zijn de allerbekendste of juist de enige, die bestaan; hoofdzakelijk zijn het de meer algemene verhandelingen, dus bruikbaar voor de geïnteresseerde leek, en ook verkrijgbaar in boekhandel en bibliotheek. Ze bevatten vrijwel altijd uitvoerige literatuur-opgaven, waarnaar hier om redenen van beknoptheid verwezen wordt.

Men dient er echter ernstig rekening mee te houden, dat archeologie een levende wetenschap is en in volle ontwikkeling. Geen degelijk naslagwerk, na uitvoerige studie door een staf deskundigen samengesteld blijft eeuwig geldig (ook het onderhavige niet), integendeel: bij verschijnen zijn er vaak al weer nieuwere ontdekkingen gedaan, die aan de schrijver niet of nog niet bekend waren en om werkelijk op de hoogte te blijven zou men steeds de nieuwste boeken en vakbladen regelmatig moeten doornemen. Aan de grote lijn verandert overigens niet veel meer, het zijn vooral de details, die veelvuldiger worden en meer en meer gepreciseerd.

Verschillende boeken- en pocket-boekenreeksen bestaan geheel of gedeeltelijk uit werken op het gebied van de archeologie en prehistorie. Niet alle delen uit zo’n reeks zijn waardevol. In sommige pocketboekbewerkingen worden soms stukken tekst, illustraties, tabellen, etc. weggelaten (zonder dat dit vermeld is). Ook zijn er heruitgaven, bewerkingen in andere talen, enz. die een andere titel krijgen, maar verder gelijk zijn. Belangrijk is ook zich bij vertalingen en bewerkingen er van te overtuigen of de verschijningsdatum van het oorspronkelijke werk niet te ver terug ligt. Door ondeskundige vertalingen worden de algemeen aanvaarde vaktermen vervangen door ongebruikelijke uitdrukkingen.

Tot de belangrijkste in reeksen waarin archeologische literatuur verschijnt behoren: de Nederlandse Phoenix-reeks; Aula-reeks, (beide pocket-boeken) de reeks „Zo leefden ...”, „Bijbel en Archeologie”; de Engelse Pelican-reeks (Pocket-boeken); de Franse „Que Sais Je...”; de Engelse reeks „Ancient Peoples and Places” (Thames & Hudson). De boeken uit deze series worden meestal niet afzonderlijk vermeld in de navolgende opgaven.

Geschiedenis van de archeologie

G. E. Daniel, A hundred years of archaeology, London 1950.

Algemene werken op archeologisch gebied

L. Cottrell, The concise encyclopaedia of archaeology. London 1960; M. Brion, Archaeology. 2 din. London 1959; G. Daux, Les étapes de 1’archéologie. Parijs 1958; H. Tischner, Völkerkunde. Frankf. a.M. 1960; A. Varagnac e.a., L’Homme avant l’écriture, Paris. Dts. vert. Der Mensch der Urzeit. Düsseldorf 1960 (Ontwikkelingsgeschiedenis van de mens en voornamelijk paleolithicum); M. Wheeler, Rome beyond the imperial frontieres. Pelican A 335 (Romeinse invloeden in Europa, Afrika, Azië); L. Whoolley, History unearthed. London 1958 (Plaatwerk, ook in goedkope editie).

Prehistorie algemeen

Grahame Clark, World prehistory, an outline. Cambridge 1961; V. Gordon Childe, What happened in history. (Ned.: Van vuursteen tot wereldrijk. Amsterdam 1952); H. Kuhn, Das Erwachen der Menschheit, Id. Die Entfaltung der Menschheit, Id.

Der Aufstieg der Mensheit, resp. Fischer-Bücherei 53, 82, 221. (Ned. bew. als Prisma-pocketboeken); S. Piggott e.a., The dawn of civilization. M. Brion, La résurrection des villes mortes (ook Eng. vert.). London 1961. (Ned.: De wereld ontwaakt.

Den Haag 1961). Bijzonder geïllustreerd.

Ontstaan en ontwikkeling van de mens

R. Grahmann, Urgeschichte der Menschheit. (Ned. De vroegste geschiedenis van de mens, Aula 61); G. Heberer e.a., Anthropologie. Fischer-Bücherei, Frankf. a.M. 1959;

Religie

J. Campbell, The masks of god; primitive mythology. London 1960; E. O. James, Prehistorie religion. London 1957 (Duitse vert.: Religionen der Vorzeit, Köln 1960); J. Maringer, Vorgeschichtliche Religion. 1956 (Eng.: The gods of prehistoric man. New York 1960).

Kunst

Algemene Kunstgeschiedenis, Zeist 1956. Dl. I: Prehistorie, Voor-Azië, Egypte, Grieken, Skythen, Italië en Rome; Dl. V: Voor-Indië, Cultuurgebied van de Islam, China, Vietnam, Japan, Amerika, Afrika; H. Kuhn, Die Felsbilder Europas. Stuttgart (Ned. bew.: Prehistorische Kunst in Europa, Picturareeks 21); ld.

Die Kunst Alteuropas. Stuttgart (Ned. bew. De Kunst van het Oude Europa. Pictura-reeks 11).

Muziek

C. Sachs, The rise of music in the ancient world, New York 1943; W. Wiora, Die vier Weltalter der Musik, Urban Bücher, 1961; Die Musik in Geschichte und Gegenwart, Kassel-Basel, sedert 1949.

Schrift

Hans Jensen, Die Schrift in Vergangenheit und Gegenwart, Berlin, 19582. J. J. Gelb, A study of writing, The foundations of grammatology, Londen 1952; J. Friedrich, Entzifferung verschollener Schriften und Sprachen, Berlin enz. 1954; E. Doblhofer, Zeichen und Wunder, Wien, enz. 1958 (Ned. bew.

W. van Lakwijk, Stemmen in Steen, 1962); J. CHADWICK, The decipherment of Linear B, London 1958 (Ned. vert.: De ontcijfering van Griekenlands oudste schrift, Aula-reeks). D. DIRINGER, The alphabet, a key to the history of mankind. London 1952; Id. The handproduced book;

Verschillende archeologische methoden en technieken

GRAHAME CLARK, Archaeology and Society. London 1960; H. J. EGGERS, Einführung in die Vorgeschichte. München (Ned.: Inleiding tot de wetenschap der prehistorie. Aula 57); K.

P. OAKLEY, Man the tool-maker. London 1958 (Vuursteenbewerking); M. WHEELER, Archaeology from the earth. Pelican A 356; S. J.

DE LEAT, Archeologie en haar problemen. Antwerpen 1957.

Nederland en Belgie

S. J. DE LAET & W. GLASBERGEN, De voorgeschiedenis der Lage Landen. Groningen 1959; Honderd Eeuwen Nederland, ’s-Gravenhage 1959; Een kwart eeuw oudheidkundig bodemonderzoek in Nederland (Gedenkboek A. E. van Giffen) 1947. A. W. BUVANCK, Nederland in den romeinsen tijd, Leiden 1943; H. v. D. WEERD, Inleiding tot de Gallo-Romeinse archeologie der Nederlanden, Antwerpen 1944. A. BRUIJN & E. H. BUNTE, Tweeduizend eeuwen Nederland, Den Haag (1962); G. D. v. D. HEIDE, Speurtocht naar onze voorouders, de prehistorie van het lage Westen, Amersfoort 1961. M. E. MARIEN, Oud-België, Antwerpen 1952.

Duitsland

R. PORTNER, Bevor die Römer kamen, Düsseldorf 1961; Id. Mit dem Fahrstuhl in die Römerzeit, Düsseldorf.

Engeland

J. & C. HAWKES, Prehistorie Britain. Pelican A 115.

U.S.S.R. (Europa, Centraal-Azië enz.):

A. L. MONGAIT, Archaeology in the U.S.S.R. Moscow 1959 (Ook als Pelican A 495).

Europa algemeen

G. BIBBY, The testimony of the spade, 1961 (Ned.: Opgegraven verleden. Amsterdam 1959); V. GORDON CHILDE, The prehistory of European Society. Pelican A. 415 (Ned.: De prehistorie der Europese samenleving. Utr. 1959). F. C. HIBBEN, Prehistorie man in Europe. London 1959).

Afrika

B. DAVIDSON, Old Africa rediscovered.

Klassieke Oudheid

A. W. BYVANCK, De kunst der oudheid, I-IV, Leiden 1946-60; A. A. M. v. D. HEYDEN, Atlas v.d. Antieke Wereld, Amst. 1958; W. H. SCHUCHARDT, Bildende Kunst I, Archäologie, Fischer Lexikon, 1960; W. ZSCHIETZSCHMANN, Kunstgeschichte der Griechen und Römer, Zörich-Wien 1955; A. N. ZADOKS-JOSEPHUS JITTA, Antieke kuituur in beeid, Bussum 1958; F. MATZ, Kreta-Mykene-Troja, Stuttg. 1956 (Ned. vert. Amst. 1960); LUBKEPERNICE-SARNE, Die Kunst der Griechen, Wien 1948 (ook Ned. vert.); N. YALOURIS, De beeldhouwkunst v.h. Oude Griekenland, Amst. 1960; C. W. LUNSINGH SCHEURLEER, Griekse ceramiek, Rotterdam 1936; Kon. Penningkabinet (A.N.Z.-J.J.), Antieke munten, Bussum 1952; H. BOGAERTS, Kunst der illusie, antieke wandschilderingen uit Campanië, Den Haag 1958; C. C. v. ESSEN, De kunst v.h. Oude Rome, Den Haag 1954; J. CHADWICK, De ontcijfering van Griekenlands oudste schrift, Aula, 1959.

Egypte

L. BORCHARDT en H. RICKE, Beitr. z. agypt. Bauforschung u. Altertumskunde, Kairo 1932; J. P. LAUER ,Le problème des pyramides de 1’Egypte, Parijs 1948; A. SCHARFF (in Otto, Handb. d. Archaol. égypt., im Rahmen d. Handb. d. Altertumswiss., I, blz. 433-642); H. ASSELBERGHS, Beeldende Kunst in Oud-Egypte, Den Haag 1942; L. KLEBS, Die Relief des Alten Reiches, Die Reliefs und Malereien des Mittl. Reiches, ld. des Neuen Reiches, Heidelberg 1915-34; H. SCHAFER und W. ANDRAE, Die Kunst des alten Orients, Berlijn 1925; C. DE Wrr, Oud-Egyptische Kunst. Een inleiding. Antwerpen 1946; ld. Le role et le sens du lion dans 1’ancienne Egypte, Leiden 1951; E. MASSOULARD, Préhistoire et protohistoire d’Egypte. Parijs 1949; A. SCHARFF, Die Altertümer der Vor- und Frühzeit Agyptens, Berlijn 1929-31; Algemene Kunstgeschiedenis I, Zeist 1961; KURT LANGE en MAX HIRMER, De Cultuur van Egypte, 3e druk, Zeist 1961.

Nabije Oosten

M. A. BEEK, Atlas van het Tweestromenland, Amsterdam 1960; ANDRE PARROT, Archéologie Mésopotamienne, Les Etapes (1946), Technique et Problèmes (1953), Paris; H. FRANKFORT, The birth of civilization in the Near East, London 1951 (Ook in de Aula-reeks: Het ontstaan der beschaving in het Nabije Oosten, A 69); H. FRANKFORT, The art ond architecture of the Ancient Orient, The Pelican History of Art, 1954; Seton Lloyd, The art of the Ancient Near East, 1961 (Ook in het Nederlands: De kunst van het Oude Nabije Oosten, Delft 1962); Pelicans, die aan de archeologie van het Nabije Oosten gewijd zijn: SETON LLOYD, Foundations in the dust (A 336), ID. Early Anatolia (A 354); L. WOOLLEY, Digging up the past (A 4), Id. Ur of the Chaldees (A 27) en A forgotten kingdom (A 261); W. F. ALBRIGHT, The archaeology of Palestine (A 199). (Ook in de Aula-reeks: Oude volken en culturen in het Heilige Land, A 43); R. GHIRSHMAN, Iran (A 239); MILLAR BURROWS, What mean these stones, New York 1957; KATHLEEN KENYON, Digging up Jericho, London 1958 (Ook in Nederlandse bewerking van H. J. Franken: Jericho, Leiden 1959); de delen van de Franse reeks Cahiers d’Archéologie Biblique (In het Nederlands de reeks Bijbel en Archeologie, Nijkerk); KATHLEEN KENYON, Archaeology in the Holy Land, London, 1960; JAN P. LETTINGA, Oegarit, Den Haag 1948; Aziatisch-Egyptisch Genootschap Ex Oriente Lux, Leiden.

Het Indisch cultuurgebied

A. J. BERNET KEMPERS, Ancient Indonesion art. Amsterdam 1959; Id. Borubudur, Den Haag ca. 1960;N. J. KROM, Inleiding tot de Hindoe-Javaanse kunst. Den Haag 1923; ld. Hindoe-Javaanse geschiedenis. Den Haag 1931; A. A. MACDONELL, India’s past. Benares 1956; E. J. RAPSON, Ancient India. Calcutta 1960; L. RENOU, The civilization of ancient India. Calcutta 1959; B. ROWLAND, The art and architecture of India. London 1953; J. PH. VOGEL, De Buddhistische kunst van Voor-Indië. Amsterdam 1932; E. ZÜRCHER, Het Boeddhisme. Amsterdam 1961; J. NORDER, Inleiding tot de Oude Geschiedenis van den Indischen Archipel. Den Haag 1948; W. F. STUTTERHEIM, Cultuurgeschiedenis van Indonesië. 3 dln. Groningen 1952.

China

L. SICKMANN, A. SOPER, The art and architecture of China, Harmondsworth 1956; Algemene Kunstgeschiedenis, Zeist 1961, Dl. V; H. G. CREEL, The birth of China, London 1936; CHENG TE-K’UN Archeology in China, Cambridge 1959.

Japan

J. EDUARD KIDDER, The Jomon pottery of Japan, Ascona 1957.

Oud-Amerika

W. C. BENNET & J. BIRD, Andean cultures history, N. Y. 1949; H. D. DISSELHOFF, Geschichte der Altamerikanischen Kulturen, München 1959; LEICHT, Indianische Kunst und Kultur; S. G. MORLEY, The ancient Maya, London 1947; W. PRESSCOTT, Eroberung von Peru, Wien 1937; Id. Eroberung von Mexiko, Wien 1937; H. TRIMBORN, Grosse Kulturen der Frühzeit, das alte Amerika, Stuttgart 1959. SOUSTELLE, ZO leefden de Azteken, Baarn, 1961.