Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

winterprik

betekenis & definitie

korte, plotse periode met winterweer.

verschijnsel dat of periode waarin gedurende korte tijd plots winterweer met vorst of sneeuw optreedt na een verhoudingsgewijs milde weersperiode; korte, plotse periode met winterweer.

Voorbeelden:
Eerste echte winterprik in Europa. Na de milde start van oktober is het weer nu toch echt omgeslagen. De eerste vorst is afgelopen weekend opgetekend en zowel gisteren als vandaag kwam het op sommige plaatsen al tot hagel.
http://www.weer.nl/weer-in-het-nieuws/weernieuws/ch/0fcafa4ce84e373e9bbec58a4d4b6dbb/article/eerste_echte_winterprik_in_europa.html, 2010

Volgens meteorologen is er sprake van een 'winterprik' en zal de verse sneeuw snel wegdooien.
http://wintersport.opreisgids.nl/nieuws/16310/vroege-sneeuw-overvalt-italie-en-oostenrijk.html, 2011

Het is november. Vaak een typische herfstmaand, maar een flinke winterprik is ook al goed mogelijk.
http://nieuws.weeronline.nl/tag/elfstedentocht/, 2012

Winterprik of koudegolf? Dat het flink kouder wordt is wel zeker [...]. Maar hoe standvastig wordt de situatie op de weerkaarten en hoe diep zal het kwik onderuit gaan?
http://weerspinsels.blogspot.nl/2009/12/winterprik-of-koudegolf.html#!/2009/12/winterprik-of-koudegolf.html, 2009

Vorige week viel de eerste sneeuw deze winter. Met zo'n winterprik is het altijd bang afwachten of de fietspaden wel goed en snel sneeuw- en ijsvrij gemaakt worden.
http://www.fietsersbond.be/nieuws/pers/winterprik2012