landschap in de winter.
landschap in de winter, gekenmerkt door de afwezigheid van vegetatie en bladeren, en veelal door typisch winterse weersverschijnselen zoals sneeuw, ijs of rijp; landschap zoals zich dat in de winter vertoont.
Voorbeelden:
Tegen de middag brandde de zon zich door de mist. Alsof daarboven iemand met het puntje van een sigaret de wolken schroeide [...]. In het schijnsel van wat aan het uitspansel niet meer was dan een frigolampje, nam je het winterlandschap waar. De veldgewassen stonden er houterig bevroren bij en besuikerd met rijm. Voor het oog van de reiziger voltrok zich een klein mirakel: vogels liepen op hoge poten over het water. Louter gezichtsbedrog: onder dat water lag de ijslaag nog.
De Standaard, 1997
We bewonderen hun majestueuze en rustige vlucht als ze boven het najaars- of winterlandschap voorbijkomen op hun enorme wieken, ruisend met machtige slagen. Men heeft de wilde zwanen wel de harpen der ijsstormen genoemd en de Japanners noemen ze wel de Engelen van de winter.
Meppeler Courant, 1993