Het begrip wild heeft 16 verschillende betekenissen:
1) in het wild groeiend.
in de vrije natuur voorkomend; in het wild groeiend; niet door de mens geplant, geteeld of veredeld; niet tam.
Vervolgens ook in soortnamen en geslachtsnamen van planten, waarin de oppositie wild-tam een ander aspect betreft dan dat van de groeiplaats. In toepassingen waarin wild betekent 'oorspronkelijk niet gekweekt', in toepassingen waarbij wild betekent 'lijkend op de tamme plant, maar onvruchtbaar of met niet-eetbare vruchten', of in toepassingen waarbij er geen oppositie met enige tamme plant in het geding is. Een aantal namen is opgenomen onder de verbindingen.
2) in het wild levend.
in tegenstelling met gedomesticeerde dieren nog levend in of deel uitmakend van de vrije natuur; in het wild levend; ongetemd; niet tam.
Met of zonder de connotatie 'gevaarlijk'. Ook ter aanduiding van verwilderde of half wilde dieren en diersoorten, bijvoorbeeld wilde paarden. Ook in soortnamen en geslachtnamen van dieren, waarbij de verbinding een oppositie impliceert met de gedomesticeerde variëteit. Een aantal namen is opgenomen onder de verbindingen.
3) voortgebracht door wilde dieren of planten.
voortgebracht door wilde dieren of planten.
4) in de natuurstaat levend.
(nog) in de natuurstaat levend; van wie de levenswijze (nog) niet door civilisatie en cultuur (i.c. die van de spreker) gewijzigd of bepaald is; primitief, ongeciviliseerd, onontwikkeld (t.w. vanuit het standpunt van de spreker gezien).
5) ongerept.
(nog) niet door de invloed van de mens gewijzigd of gekenmerkt; (nog) in de oorspronkelijke, natuurlijke staat verkerend; ongerept.
6) groeiend waar het niet hoort.
niet thuishorend op de plaats waar het genoemde zich bevindt; groeiend, gevormd op een plaats waar het genoemde niet hoort of verwacht wordt.
7) onbeheerst.
niet kalm en al dan niet heftig bewegend of gepaard gaand met heftige bewegingen, zowel in negatieve als in positieve zin; onbeheerst, onbezonnen of uitbundig van karakter of in een momentane handeling; onbeteugeld; ongecontroleerd; onstuimig; hartstochtelijk; ook sterker: buiten zichzelf; dol; woest; ruw.
8) heftig in beweging.
heftig in beweging of snel stromend; woest; onstuimig.
9) snel en hard.
niet rustig; snel en hard; ruig.
10) ongeordend.
zonder ordelijke vorm, schikking, structuur of verband; ongeordend; wanordelijk; in de war; chaotisch.
11) waarin men de verbeelding de vrije loop laat.
niet steunend op enige kennis, waarheid of werkelijkheid; waarin men de verbeelding de vrije loop laat; ongebreideld; onbeteugeld; van geruchten ook: zomaar geuit; ongefundeerd; ongegrond.
12) niet beregeld.
niet beregeld; buiten de officiële kanalen om; zonder specifieke regels of ordening.
13) afwijkend.
afwijkend van wat normaal, gangbaar of gebruikelijk is.
In een aantal vebindingen.
14) de vrije natuur.
de vrije natuur.
In de verbinding in het wild.
15) de in het wild levende dieren.
de in het wild levende dieren waarop al dan niet gejaagd wordt.
Soms worden de dieren (met name grofwild) wel binnen een bepaald gebied gehouden door omheiningen of wildroosters. Ze leven dan in wildparken of natuurreservaten. Ook worden dieren die normaal gezien in de vrije natuur leven ook in parken gekweekt voor de slacht.
16) vlees van wilde dieren.
gedode wilde dieren bestemd om gegeten te worden; het vlees van wilde dieren.