noeste werker.
iemand die noest, zonder morren of kritiek, ononderbroken werkt in dienst van iemand anders.
Voorbeelden:
Overigens heeft iedereen zijn belachelijke kant. Ik ben een werkezel, waarbij "ezel" niet onopgemerkt moet blijven. Daarom begrijp ik de jongelui op het Dammonument zo goed. Maar ik begrijp ook, dat vele burgermensen bij hun aanblik vaak wild worden en om bullepezen en mitrailleurs roepen. Zij hebben niet anders geleerd, dan dat een mens moet werken voor de kost (uitgezonderd de playboys).
http://www.antonieborger.nl/wvh/WVH_361.HTM, 1970
Als de textielfabrikant een ridderorde had gekregen, er iemand van zijn familie jarig was, moesten de werkezels op hun vrije dag, in zondagse pak, pet in de hand, vol eerbied opkijkend naar de familieleden van 'meneer' langs het bordes defileren.
Jan Cremer, De Hunnen. Dl. 3: Vrede, 1983