Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

wekenlang

betekenis & definitie

enige of vele weken durend.

die of dat verschillende weken duurt; gedurende enige weken; vaak met de nadruk op de voortdurende herhaling of lange duur van het genoemde en daardoor op de intensiteit, saaiheid of verveling die ermee samenhangt: verscheidene weken na elkaar aanhoudend; onafgebroken gedurende enige weken.

Voorbeelden:
Hij deelde verder mee dat de lampenfabriek [...], waar circa 600 mensen werken, open blijft. De vakbeweging vreesde wekenlang sluiting.
NRC, 1995

Zo begon een discussie die wekenlang duurde.
Axel Bouts, Mise-en-scène, 2000

Iedereen noemde haar Choco omdat ze dol op chocolade was. Soms at ze wekenlang niets anders.
Kristien Hemmerechts, Donderdagmiddag. Halfvier, 2002

M'n motorfiets, een Moto Guzzi, was op zekere dag gestolen. Daar ben ik wekenlang kapot van geweest.
Herman Brusselmans, Mank, 2002

< >