Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

vouwdeur

betekenis & definitie

deur die invouwbaar is.

deur die uit een aantal met elkaar verbonden verticale lamellen bestaat en daardoor als een harmonica ingevouwen kan worden; deur die invouwbaar is; harmonicadeur; accordeondeur.

Voorbeelden:
Besam is actief op het gebied van automatische deuren, waaronder automatische schuif- en draaideursystemen met impulsgevers, en systemen voor roterende deuren. Het productaanbod omvat speciale producten zoals vouwdeuren en balansdeursystemen.
http://www.besam.com/

In het begin was het eindpunt van lijn 2 bij ons om de hoek op het Schuttersbergplein. Daar wachtte de chauffeur tot het zijn tijd was. Soms liet hij de vouwdeur zolang openstaan. Dan kon je naar binnen wippen om een busblokje te vragen, het blokje dat overbleef van de kaartjes die hij had afgescheurd.
Koos van Zomeren, De man op de Middenweg, 2001

Wij verkochten vouwdeuren voor zelfmontage. Op een zaterdag komt een klant er een kopen en neemt de verpakte deur mee naar huis. Belt hij een halfuur later op dat de greep van de deur aan de rechterkant zit. Wij geven hem het advies om eens achter de deur te gaan staan. Zat de greep ineens links! Klant tevreden en wij een leuke zaterdag.
Patrick Arink, Oeps!, 2002

< >