Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

vlees

betekenis & definitie

Het begrip vlees heeft 5 verschillende betekenissen:

1) spierweefsel.
spierweefsel van mensen en gewervelde dieren; ook: het spierweefsel met de huid er overheen.

2) weefsel van gewervelde dieren als voedsel.
al dan niet bereid spierweefsel van gewervelde dieren dat gebruikt wordt als voedsel.
In ruimere zin ook wel in toepassing op andere dierlijke weefsels gebruikt als voedsel, bijvoorbeeld dat van organen zoals lever of nieren. Soms wordt vlees alleen gebruikt voor vlees van grote slachtdieren, bijvoorbeeld runderen of varkens, en dan wordt het apart genoemd naast wild, kip en gevogelte.

3) weefsel van ongewervelde dieren als voedsel.
zacht weefsel van ongewervelde dieren dat gegeten wordt als voedsel, bijvoorbeeld van weekdieren, zoals mossels of oesters, of van schaaldieren, zoals krabben of kreeften.

4) vruchtvlees.
zacht weefsel van het vruchtlichaam van vruchten, vruchtgroenten, zwammen of schimmels; vruchtvlees.

5) lichaam.
het menselijk lichaam; de mens als lichamelijk, zinnelijk wezen.
Vaak genoemd in tegenstelling met de geest of het geestelijke.