iemand die niet loyaal is.
iemand die handelt in strijd met de loyaliteit die hij verschuldigd is aan iemand, aan de groep waartoe hij behoort of aan de ideeën van die groep; man die handelt in strijd met de loyaliteit die hij verschuldigd is aan iemand, aan de groep waartoe hij behoort of aan de ideeën van die groep; iemand die niet loyaal is.
Voorbeelden:
Omdat de heren journalisten tijdens een toernooi aan alle kanten vreemdgingen moest hij ongewild lid van een bondje worden. Een geheim pact. Ook dat werd vanzelfsprekend geacht. Deed je niet mee dan was je een verrader [...]. Het laatste wat hij wil is lid van een bondje zijn. Dat eindigt steevast in polonaise.
Bram Vermeulen, Enkele reis moeder, 2001
'Verraadster!' riep Martine uit bij het avondeten. 'Knecht van het kapitaal! Kan jij je iets verwerpelijkers voorstellen dan de reclamebusiness? Wacht tot Jo hiervan hoort!' siste ze nog [...]. Sinds wanneer noemde ze hem Jo? Correspondeerden die twee met elkaar? Zagen ze elkaar nog? Sinds hij in het onderwijs stond was hij in haar ogen toch ook een verrader!
Walter van den Broeck, Verdwaalde post, 1998