Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

vakantieweek

betekenis & definitie

week bestemd voor vakantie.

periode van een week die jaarlijks vast terugkeert en voor vakantie is bestemd, of die men zelf vrij heeft gepland om vakantie te houden.

Voorbeelden:
De artsen [...] hebben 6 weken per jaar vakantie en recht op 10 cursusdagen. In onze praktijksituatie zijn de vakantieweken als volgt gespreid: Eén week vakantie in het vroege voorjaar. Drie weken zomervakantie. Eén week herfstvakantie. De zesde vakantieweek wordt voor een cursus gebruikt.
http://www.drmeijer.nl/huisarts.html

De scholen gaan dicht, de caravans zijn rijklaar, de charters volgeboekt en de koffers gepakt voor de komende vakantieweken.
NRC, 1994

Waar stuur ik mijn kinderen naartoe gedurende de komende vakantieweken? Enkele tientallen organisaties in Vlaanderen trachten hierop een antwoord te geven. Zij organiseren sportkampen, taalvakanties, teken-, computer-, theater-, video- en andere lessen.
De Standaard, 1997

In totaal zijn er 345 km pistes en 130 liften, alles op één skipas. Helaas teveel om in één vakantieweek af te werken!
http://www.chatel.nl/frame.html, 2001

< >