Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

paasweekend

betekenis & definitie

paasweekeinde.

weekeinde waarin de paasdagen vallen; weekeinde van Pasen; paasweekeinde.
In tegenstelling tot gewone weekends bevat het paasweekend ook de maandag (tweede paasdag).

Voorbeelden:
Onheilspellend veel Duitsers doorkruisen België, op weg naar Nederlandse kust [...]. Nee, ze rijden niet enkel in BMW's en Mercedessen. Sommigen hebben zelfs een Skoda. Een oude. Of ze rijden met motoren. En niemand van hen heeft een Bockwurst in de picknickmand zitten. Maar allemaal doorkruisen ze ons land, op weg naar de kust om het paasweekend door te brengen. Onze kust? Neen, die van de Hollanders. Maar toevallig ligt België op de route, dus daar moeten ze even door.
http://www.gva.be/dossiers/-p/pasen/duitsers.asp, 1999

Gedurende het komende paasweekend zal een groot aantal scouts uit het hele land naar Dwingeloo komen om deel te nemen aan de HIT, een landelijke activiteit van Scouting Nederland.
Meppeler Courant, 1994

Liefst drieduizend mensen bezochten de tentoonstelling op tweede paasdag. Over het hele paasweekend genomen waren dat er meer dan vijfduizend.
Nieuwsblad van het Noorden, 2001

Pasen heeft met Jezus te maken [...]. Maar na enig brainstormen komen ze toch nog bij de verrijzenis terecht, al heeft het paasweekend voor hen geen enkele religieuze betekenis meer.
http://www.gva.be/dossiers/-p/pasen/kinderen2.asp, 1998