Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

monoliet

betekenis & definitie

Het begrip monoliet heeft 7 verschillende betekenissen:

1) groot steenblok uit één stuk.
groot steenblok dat uit één stuk steen bestaat, ook als constructiedeel van een bouwwerk of van een monument, zoals een menhir, obelisk en zuil.

2) uitstekende rots.
rots die duidelijk boven haar omgeving uitsteekt, vaak veroorzaakt door verschillen in de mate waarin het gesteente van de rots en dat van de omgeving gevoelig is voor erosie.

3) hechte eenheid.
hechte, ongedifferentieerde, op slechts één ding gefocuste of volgens één beginsel opgezette eenheid.
Niet zelden in minder gunstige zin, met de bijgedachte aan starheid, eenzijdigheid en geslotenheid.

4) iemand uit een hechte eenheid.
iemand die de exponent is van of stamt uit een hechte, ongedifferentieerde, op slechts één ding gefocuste of volgens één beginsel opgezette eenheid.

5) uit één steen gemaakt.
uit één groot stuk steen gemaakt; monolithisch; van bouwmateriaal of onderdelen daarvan ook: zonder las of voeg op elkaar aansluitend en één geheel vormend.

6) uit één stof bestaand.
uit slechts één stof of materiaal bestaand.

7) een hechte eenheid vormend.
een hechte, ongedifferentieerde, op slechts één ding gefocuste of volgens één beginsel opgezette eenheid vormend; monolithisch; ook: afkomstig uit een hechte, ongedifferentieerde, op slechts één ding gefocuste of volgens één beginsel opgezette eenheid.
Niet zelden in minder gunstige zin, met de bijgedachte aan starheid en geslotenheid.