Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

koffiekoek

betekenis & definitie

zacht, zoet broodje.

zacht, zoet broodje, met of zonder vulling, dat vaak in België gegeten wordt bij een luxe ontbijt, bijvoorbeeld op zondagochtend; koffiebroodje.

Voorbeelden:
Frank had hem bij het ontbijt verwend met verse koffiekoeken en toen ze afscheid van elkaar namen, had hij hem teder op de mond gezoend.
Pieter Aspe, De vijfde macht, 2002

En misschien waren die koffiekoeken en dat vruchtensap op die plateau ook overdreven, misschien is het zo dat sommige vrouwen liever geen ontbijt op bed krijgen en dan zeker niet met een bloedrode roos erbij, maar zij, zij leek me toen heel gelukkig.
Dimitri Leue, Maura of de zeven magen der eenzaamheid, 1997

'Dat is het laatste wat we nog voor die jongen kunnen doen,' zei Marja, nu toch met een snik, al zat ze niet op een stoel en hield ze in haar handen een schaal met lange koffiekoeken met rozijnen en pistolets met hesp.
Tom Lanoye, Het goddelijke monster, 1997

< >