Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

kniebroek

betekenis & definitie

broek tot op de knie.

korte broek die tot aan of tot net over de knieën reikt en waarvan de pijpen vaak aan de onderkant rond de benen kunnen worden vastgemaakt.

Voorbeelden:
Na twee dagen sloegen ze al geen acht meer op de praatjes van de nieuweling die zij 'koffiezak' doopten, omdat hij een bruine fluwelen kniebroek droeg.
Lut Ureel, Martha, 1979

Keurig gewassen en gekamd, met je kniebroek en sandalen aan, wandel je door de achterbuurt van Parijs.
Gerrit Komrij, Averechts, 1980

Hier waren wél wandelwegen en af en toe kruiste hij wandelaars. Mensen die er wél op gekleed waren. Sommigen hadden zelfs een kniebroek aangetrokken en bergschoenen met zware kousen.
Josse De Pauw, Werk, 2000

< >