straatsteen.
dikke, min of meer vierkante straatsteen met een afgeronde bovenkant.
Voorbeelden:
Ook in deze straat vormden kasseien, onderbroken door de kaarsrechte, glanzende tramrails, het wegdek.
Leon de Winter, Vertraagde roman, 1982
We stoten door naar Bazel langs de Ankerstraat (links voor de Graventoren). Anker- en Broekstraat volgen, voorbij het weg-omkapelletje Christus aan het Kruis. Asfalt wordt kassei in de Kleine Gaanweg. Aan de driesprong met lindeboom duiken we rechts (bord Vervormd Wegdek) de meersen in.
De Standaard, 1996
Ook de Ronde van Vlaanderen blijft een even mooi objectief. Omdat het de meest complete klassieker is. De Ronde heeft alles: hellingen, kasseien en wind.
De Standaard, 1997
Op kasseien voelde ik me in principe als een vis in het water, maar nu begon het bij de start te regenen. Kasseien worden dan spekglad, bochten haast onneembaar, en mijn bochtentechniek was al zo slecht.
Tim Krabbé, 43 Wielerverhalen, 1984