Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

huisarts

betekenis & definitie

arts voor niet-specialistische zorg.

arts die na zijn diplomering als basisarts de opleiding in de huisartsengeneeskunde volgde en vanuit zijn brede, generalistische scholing algemene, niet-specialistische medische zorg verleent voor een relatief vast patiëntenbestand uit de plaatselijke bevolking; ook: beroep van huisarts.

Voorbeelden:
Bovendien blijft de verantwoordelijkheid te allen tijde bij de huisarts en mag de assistente nooit medisch-technische handelingen verrichten als de dokter niet aanwezig is.
NRC, 1994

Dat de vrouwelijke huisarts meer ruimte zou geven aan een patiënt dan een mannelijke huisarts heeft overigens niet met het aantal woorden van de vrouwelijke huisarts te maken. Het onderzoek toonde aan dat het juist de patiënt, en dan in het bijzonder de vrouwelijke patiënt is die langer aan het woord is.
NRC, 1994

< >