Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

hondeneigenaar

betekenis & definitie

eigenaar van een hond.

iemand die een hond of meerdere honden heeft en daarvoor zorgt; eigenaar van een of meer honden; hondenbezitter; baas van een hond.

Voorbeelden:
Als wij ons dan tot de betrokken gemeente wenden, krijgen we steevast te horen dat omwille van de wet op de privacy het nieuwe adres van de hondeneigenaar niet mag meegedeeld worden.
http://www.ping.be/vvdb/inhetnieuws/nieuws2002.htm, 2002

Maar meer dan om de hond maak ik me zorgen om zijn bazin. Dat hondeneigenaars een apart slag zijn, wist ik al van de enquêtes over hun woonplaats en drinkgewoonten.
Midas Dekkers, Poot: verhalen over de hond, 2000

Vorig jaar maart heeft de gemeente Arnhem daarom een maand strenger opgetreden tegen hondeneigenaren die hun hond toch los lieten lopen in het aanlijngebied van park Sonsbeek.
http://www.parksonsbeek.nl/sonsbeek.html

Ik vermenselijk ook vaak, daar veel hondeneigenaren de sterke instinctieve gedragingen van honden toch niet begrijpen. Ik praat over 'slechte manieren', 'beleefdheid' en andere menselijke termen.
http://home.pi.be/~kk453335/Free%20downloads/InterviewStockdale.htm, 2001

Strict genomen zou de hondeneigenaars hun honden aan de leiband moeten houden.
http://www.gent.be/gent/bestuur/hoorzit/gent4.pdf, 1999

In het zevende lid wordt aangegeven waar honden zich van hun uitwerpselen dienen te ontdoen. Gaat het mis, dan is er sprake van een overtreding door de hondeneigenaar.
http://www.rotterdam.nl/rotterdam/internet/overig/rdm/download/01apv.pdf, 2004