laagzittende broek.
laag, om de heup zittende broek.
Voorbeelden:
Ik keek nog eens naar haar. Ze droeg een heupbroek, Isabel. Hij was limoenkleurig en zat te laag. Ik kon de botjes van haar heupen zien.
Manon Uphoff, Alle verhalen, 2003
David is de Onbekende Acteur die Hamlet speelt. Maar is dat Hamlet? Een kalende relnicht van een jaar of vijftig in een strakke roodfluwelen heupbroek, laarsjes met hoge hakken, blond geverfde snor [...], opgeschoren nekharen, brutale oortjes.
Robert Anker, Een soort Engeland, 2002
Ze had intussen wat anders aangetrokken: een katoenen heupbroek en een kort T-shirt die haar ranke middel en het juweel van haar navel bloot lieten.
Gretha Seghers, In liefdes naam, 2001