periode na een hoogtepunt die voorafgaat aan het einde.
periode waarin iets over zijn hoogtepunt heen is en een geleidelijke neergang inzet en die daarom wordt vergeleken met de herfst; periode van geleidelijke neergang die voorafgaat aan het einde van iets.
Soms in de combinatie het herfsttij van het (of iemands) leven.
Voorbeelden:
Je kan in de catalogus, op de inleidende panelen of via een diamontage over het Kremlin en zijn bewoners laten informeren over de boeiende kontekst van deze rijkdom. Over de sleutelpositie van Peter de Grote, bij voorbeeld, die als tsaar verantwoordelijk was voor het zogenaamde herfsttij der Russische middeleeuwen en de relatieve openheid naar het Westen.
De Standaard, 1995
Toch zijn er ook mensen die per se en regle met de kerk willen leven. Of minstens de nieuwe geliefde wil dat. Ook wil soms iemand, lang geleden getrouwd in de kerk, gescheiden, hertrouwd-zonder-kerk, het in het herfsttij van het leven nog 'in orde maken'.
http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/article/detail/2591730/1997/03/03/Psychiater-had-vrouw-niet-eens-gesproken.dhtml, 1997
In 1991, in de overgang tussen de zomer en het herfsttij van zijn leven, ging Ritman onderuit.
NRC, 1995
Nu kwamen de meisjes niet meer spontaan op de versierder in zijn herfsttij af. Maar zijn stijl botste nu met die van de jonge meisjes van tegenwoordig. Maar wanneer hij nu in de spiegel keek [...] accepteerde hij dat een versierder zich na een 'bepaalde leeftijd' voorzichtig, elegant en rustig moet gedragen om te voorkomen dat hij het toppunt van belachelijkheid wordt.
Carlos Fuentes, De grens van glas, 2001