Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

ham

betekenis & definitie

Het begrip ham heeft 4 verschillende betekenissen:

1) achterbout van een dier.
achterbout (dij en bil) van een dier, met name van een varken.

2) bereide achterbout van een varken.
voor consumptie gedroogde, gepekelde, gerookte of gekookte achterbout, soms ook voorbout, van een geslacht varken.

3) vlees van de achterbout van een varken.
het gedroogde, gepekelde, gerookte of gekookte vlees van de achterbout en ook wel van de voorbout of schouder van een varken, dat in de vorm van dunne plakjes gebruikt wordt als broodbeleg en in de vorm van een lap of blokjes als onderdeel van een gerecht.
Soms wordt een onderscheid gemaakt tussen echte ham (van de achterbout) en schouderham. In de algemene taal worden beide vleessoorten ham genoemd.

4) op ham gelijkend vlees.
op ham gelijkend vlees van de achterbout of een ander deel van andere dieren dan varkens, bv. kalkoen of lam.