overblijvende plant die twintig tot veertig cm hoog kan worden en vooral voorkomt in loofbossen, met een knolvormige wortel, grote, pijlvormige, soms bruin of zwart gevlekte bladeren en bloemen die naar rottend vlees rieken en waaruit stralend rode bessen voortkomen.
Voorbeelden:
Maar later in het jaar vind je er ook wilde hyacinten, gevlekte aronskelken, bostulpen, sleutelbloemen en lelietjes van dalen.
NRC, 1993