Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

expat

betekenis & definitie

iemand die in het buitenland werkt.

iemand die tijdelijk voor een bepaalde periode in een goede baan bij een internationale organisatie in een ander land werkt en daarom daar verblijft; iemand die voor zijn werk gedurende enige tijd in het buitenland vertoeft.

Voorbeelden:
Dus geen plaats meer voor sociale woningbouw, junks, McDonald's-zaken en Febo's, wél voor expats (goed verdienende buitenlanders die hier werken), dure kantoren en rijke toeristen.
Algemeen Dagblad, 2001

Deze expats zijn de 'managers to be', de mannen die naar de raad van bestuur kunnen. 'Veel van mijn collega's hadden maar één doel: zo snel mogelijk naar het buitenland gaan', vertelt een expat (42), die voor een grote Nederlandse bank in Singapore werkt.
de Volkskrant, 2001

Je bent het of je bent het niet: een expat in hart en nieren. F. D. woont en werkt ruim tien jaar in het buitenland. Hij verbleef o.a. in Mauritius, de Seychellen, Nederland, Hong Kong, Singapore, Argentinië en Duitsland. Momenteel woont hij met zijn vrouw en vier kinderen in Venezuela.
http://www.kviv.be/Publicaties/Expats/FDeroo.html

Geen wonder dat hier in de jaren twintig en dertig op verzoek van lokale vorsten veel buitenlandse kunstenaars kwamen werken. Zo raakte Ubud à la mode. Niet alleen bij artiesten als de Nederlandse schilder Rudolf Bonnet en de legendarische Duitse musicus Walter Spies maar ook bij expats, niet-onbemiddelde buitenlanders die het wel chic vonden in de tropen te gaan wonen.
NRC, 1994

Sterker nog: voor iedere twee immigranten die zich officieel in Nederland vestigen, vertrekt er één emigrant. Een deel van deze vertrekkers valt onder de noemer 'expats', een verbastering van 'expatriate'.
de Volkskrant, 2001

In een comfortabele buitenwijk van Kuala Lumpur woont Etienne Mangé in een afgesloten en door bewakers gecontroleerd condominium van "expats".
De Standaard, 1996