Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

confituur

betekenis & definitie

zoet broodbeleg van vruchten.

zoet broodbeleg, gemaakt van fijngemaakte vruchten die met suiker en een bindmiddel tot een geleiachtige brij gekookt worden; jam.

Voorbeelden:
Confituur bestaat hoofdzakelijk uit fruit en suiker. Het suikergehalte van een gewone confituur bedraagt ongeveer 60%, bij suikerarme confituren is dat nog altijd ongeveer 30 à 40 %. Confituur bevat echter geen vet of cholesterol.
http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=5571

Hoewel fruit een bron is van vitaminen (vooral vitamine C), bevat confituur bijna geen vitaminen meer. Tijdens de bereiding gaan de meeste vitaminen verloren. Confituur bevat ook veel minder vezels en mineralen dan vers fruit.
http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=5571

En mijn tafeltje staat gedekt. Broodjes, peperkoek, hesp, kaas, boter en confituur.
Clem Schouwenaars, Liliane, of De spiegelingen van leugen en liefde, 1983

'Sjem en pindakaas?' Katelijnes stemmetje schoot vragend de hoogte in. 'Confïtuur en... pindakaas, dat kennen we hier niet,' vertaalde Lucie lachend.
Diane Broeckhoven, Het verkeerde keelgat, 1998