Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

chauffage

betekenis & definitie

verwarming.

installatie om ruimtes zoals woningen en voertuigen mee te verwarmen; vaak ook: centrale verwarming.

Voorbeelden:
Maar al vlug bleek dat er geen warm water was en dat de chauffage het niet deed.
De Standaard, 1996

Veel te koud voor jou op die stenen vloer. Het is hier al niks te warm, hé? Of vind ik dat nu, door zolang in de auto te zitten? Had je de chauffage aan, Urbain?
Clem Schouwenaars, Gras, 1982