Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

blei

betekenis & definitie

kleine zoetwatervis.

kleine zoetwatervis die sterk lijkt op een jonge brasem, en er alleen maar van onderscheiden kan worden door de wat grovere schubben, de wat stompere snuit en een rode vlek bij de aanzet van de borstvinnen; bliek; kolblei.

Voorbeelden:
Als jongens visten wij wel bij het brugje, Soms vingen we een paling of een blei. Het was de moeite niet, ze mee te nemen, Dan lieten we de visjes maar weer vrij.
Meppeler Courant, 1994

Aan het eind van de dag hadden we samen elf blankvoorns, vier bleien, zes brasems en een spiegelkarper gevangen.
Karel Glastra van Loon, De passievrucht, 2000

Door diverse factoren [...] veranderde in de loop der jaren de samenstelling van het water. Met alle gevolgen vandien. De algengroei werd overdadig, de huishoudelijke roofvissoorten als de snoek (belangrijk voor het biologisch evenwicht) hield het voor gezien en ook de lichtlievende planten verdwenen in de loop der jaren. Met het verdwijnen van de snoek kreeg de witvis (brasem, blei, blankvoorn) teveel de overhand. Deze dieren leven voor een groot deel van watervlooien. En het zijn juist deze watervlooien, die de algen opruimen.
Meppeler Courant, 1995