Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

appelaar

betekenis & definitie

appelboom.

appelboom.

Voorbeelden:
De groene knoestige stam van de appelaar ontroerde ons als levensoorzaak onder de rozig bloesemende kruin.
Lut Ureel, De lange geboorte, 1977

Aan de met spierwit linnen overdekte tafel in de schaduw van een appelaar zaten zij tussen opgewonden bruiloftsgasten.
Hugo Claus, Het verdriet van België, 1983