buitengewoon vriendelijk.
buitengewoon vriendelijk; op een manier die niet vriendelijker kan.
Voorbeelden:
De toon van Suzes brief was allervriendelijkst. Zij dankte mij voor het uitvoerige schrijven en prees mij om mijn aanhouden.
Rudolf Geel, Verleidingen, 1985
De heer die ons te woord stond was kalend, had een buikje, droeg een spijkerpak en een trui, ontving ons allervriendelijkst en zei dat hij eens zou kijken.
Janwillem van de Wetering, De doosjesvuller en andere vondsten, 1984
Hij was een allervriendelijkste man die opgewekte foto's maakte en, tot zijn eigen nadeel, het leven niet alleen als hij fotografeerde altijd van de zonnige kant bekeek (met behulp van een elektronenflitser), maar ook als hij zaken deed.
W.F. Hermans, Boze brieven van Bijkaart, 1977