Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

agnosticus

betekenis & definitie

persoon.

iemand die het niet mogelijk acht om het bestaan of niet-bestaan van een hogere macht aan te tonen; iemand die erkent niet te weten of God bestaat.

Voorbeelden:
Als wetenschapper moet ik een agnosticus zijn, want ik kan niet verklaren hoe ik tot dit zijn ben gekomen en waardoor ik het ervaar.
Milo Anstadt, Alles wat het geval is, 2001

Mijn religieuse crisis heeft lang geduurd, maar ik ben er nu wel doorheen, ik mag me nu wel atheïst noemen of misschien agnosticus, bestenfalls, dat we niet kunnen weten wat er gebeurt.
Jos de Man, Ik ga altijd uit de weg voor een andere ezel, 1975

Liefde mag dan een spirituele aangelegenheid zijn, materiële welstand is het enige tastbare dat een mens zijn geliefde kan nalaten. Van mooie herinneringen kan niemand leven. Versavel was agnosticus. Als de gelovigen gelijk hadden, zouden hij en Frank elkaar later op een of andere manier weer ontmoeten, in het andere geval was dit het enige dat hij kon doen om de pijn te verzachten.
Pieter Aspe, Pandora, 2003