Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

aanplakbrief

betekenis & definitie

biljet dat aangeplakt wordt.

biljet, papier dat op een muur, zuil, bord e.d. wordt aangeplakt om de daarop vermelde informatie wereldkundig te maken; aanplakbiljet; affiche.

Voorbeelden:
Wie na een bepaalde datum betrapt werd op een rijwiel, werd erschossen, lazen wij op de aanplakbrieven die samen met de gecensureerde dagbladen onze enige bron van informatie waren geworden.
Jan Lampo, Emmeke, 2001

In een aanplakbrief in hun metrostellen en stations bieden de metrobestuurders hun verontschuldigingen aan de pendelaars aan voor hun langzaam-aan-actie.
De Standaard, 1996

Alle andere bijkomende onkosten, die aan de medespelers worden gevraagd, dienen op het programma van de wedvluchten te worden vermeld en geen enkele afhouding zal op de prijzen mogen worden gedaan, indien dit niet op voorhand kenbaar werd gemaakt op de uitnodigingen, aanplakbrieven, enz.
http://www.kbdb.be/Nationalsportregl.htm, 2000

De belasting is verschuldigd: - voor reclameborden, aankondigingsborden of -panelen [...]; - voor de wegwijzers [...]; - voor aanplakkingen: door de verantwoordelijke voor de wederrechtelijke aanplakking en zo deze niet gekend is, door de organisator van de manifestatie, vermeld op de aanplakbrief; - voor wederrechtelijk aangebrachte graffiti door de opdrachtgever en indien deze niet gekend is, door de persoon die de graffiti heeft aangebracht.
http://www.bornem.be/gemeente/gemeentehuis/belastingen2004/reclame%20aankondingsborden%20bewegwijzering.pdf, 2003

Dit blijft de vraag: hoe denkt u erover, geachte lezers? Dialect of standaardtaal? Daar gaan we. Maar eerst nog dit: tussen twee haakjes heeft de schoolmeester telkens een standaardtalige variant geschreven. 1. fis (bunzing) 2. bestemmeling (geadresseerde) 3. draaitrap (wenteltrap) 4. labbonen (tuinbonen) 5. mutualiteit (ziekenfonds) [...] 16. marmiet (koperen ketel) 17. aanplakbrief (aanplakbiljet, affiche) 18. aarsdarm (endeldarm) 19. sjotten (voetballen) [...] 25. kazakdraaier (windvaan, dus iemand die de huik naar de wind hangt).
De Standaard, 1996