van ivoor, ca. 1800. De netsuke diende ter bevestiging van de inro aan de gordel.
‘Abbotsford-style’ wordt genoemd en bij ons wordt aangeduid als de Troubadoursgotiek. Deze was in de jaren '30 op haar hoogtepunt en doorkruiste zodoende in ons land het classicistische Biedermeier (1820-1850). De neogotiek komt in onze meubelen echter nergens tot de excessen die men in hel Engelse meubel aantreft, maar beperkt zich tot een enkele bescheiden spitsboog of driepas in sommige Biedermeier-kastjes. Vruchtbaarder terrein vond de Troubadoursgotiek in de ornamentiek van de tin-, brons- en ijzergieterij, zoals blijkt uit de vormen en voorstellingen van pendules en aanverwante sierstukken, gietijzeren kapconstructies en zelfs stoommachines van die jaren. Ook de architectuur in Nederland ondervond een sterke neogotische impuls. Zo werd de Haarlemmermeer drooggelegd door "gotische' stoomgemalen en verkreeg de eerbiedwaardige Ridderzaal op het Binnenhof een 'gotische' gietijzeren zoldering (die inmiddels bij een latere restauratie weer werd verwijderd).
Een tweede, meer op de oorspronkelijke, middeleeuwse bouwstijl geïnspireerde neogotiek bereikt ons land ca. 1860 uit Frankrijk, waarop vooral de ideeën van de architect Viollet-le-Duc een stempel hebben gedrukt. Deze neogotiek beperkte zich tot de bouw van kerken en stadhuizen, en ook de eerste restauraties werden door architecten uit de Franse school ondernomen. De neorococo komt in zwang tegen het midden van de 19de eeuw en loopt synchroon met de opkomst van het machinaal vervaardigde meubel. Tussen 1850 en 1870 wordt het machinale ncorococo-meubel in Nederland het volksmeubel bij uitstek. Uit deze periode dateren de populaire gepolitoerd-mahoniehouten huiskamerameublcmcntcn met ronde tafels, vlakke tweedeurskasten en penantkastjes met gecontourneerd bovenblad, en de aartsvaderlijke Voltaires. Voor verfijnde interieurs volgde men min of meer het Franse voorbeeld, waarbij het neorococo voornamelijk als salonstijl wordt gebezigd.
De produktiv van dit salonrococo gaat hier en daar ook in onze lijd nog steeds door. Reeds in 1830 tekent het neorococo zich af in de Engelse porseleinindustrie (Coalport, Rockingham. Derby). De massaproduktie bevordert vooral de reliëfdecoratie. Porseleinen rococofiguurtjes komen opnieuw in zwang omstreeks het midden van de 19de eeuw.
De neorenaissance ontstaat tegen het midden van de 19de eeuw. vooral in Frankrijk (Sccond Empire), waar zij de algemene vorm wordt voor huiskamerameubelemcntcn en harmoniums. Het hoogtepunt ligt omstreeks 1880. In Duitsland haakt de industrie in op de neorenaissance om te voldoen aan de grote vraag na de Frans-Duitse oorlog van 1870 1871. Tot aan de Eerste Wereldoorlog worden hier neorenaissance-meubclen voor elke beurs gefabriceerd. Aangezien de oorspronkelijke renaissance in ieder land duidelijke verschillen vertoont. is ook bij de neorenaissance het land van herkomst meestal vrij goed vast te stellen. Neoclassicisme.
De term neoclassicisme wordt in het Nederlandse taalgebruik gereserveerd voor het 19de-eeuwse vervolg van het 18deeeuwse classicisme. De stijl trekt zich na het Biedermeier definitief terug uil de binnenhuisarchitectuur. maar blijft nog zeer lang de architectuur en de beeldhouwkunst beïnvloeden. Zelfs in de eerste helft van de 20ste eeuw kon men zich nog maar moclijk een musem, theater. universiteit of regeringsgebouw voorstellen zonder de tooi van liefst Corinthische zuilen