De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Gepubliceerd op 02-12-2020

Industriële Revolutie

betekenis & definitie

een ommekeer in de wijze van produceren die zijn oorsprong vindt in Engeland. ca. 1750. waarbij de handwerktechnieken in toenemende mate werden vervangen door machinaal-technische technieken. Deze ommekeer ging niet alleen gepaard met ingrijpende veranderingen op sociaal en cultureel terrein, maar ook met opvallende veranderingen in de vormgeving.

Terwijl tevoren allereerst werd gelet op een fraaie, stijlvolle uitvoering valt tijdens de opkomst van de Industriële Revolutie het accent op het element van verrassing en de staaltjes van technisch vernuft die daarbij worden tentoongespreid. Als opkomende cultuurvorm is de Industriële Revolutie ten nauwste verbonden met het 18de-eeuwse geloof in de menselijke rede. waarom dit tijdperk dan ook de ‘Eeuwvan de Verlichting' wordt genoemd. Het was een tijd waarin iedereen aan het experimenteren sloeg en in de natuurwetenschappen grasduinde. Voltaires hobby was de chemie, Montesquieu studeerde natuurkunde en een Franse adellijke dame moet het eens zo ver hebben gedreven dat ze op reis ging met een lijk in haar reiskoets om de tijd te korten met anatomische studiën. Bijna elke Europese staat had zijn ‘philosophes’ en zijn Koninklijk Instituut van Wetenschappen. Het orgaan der filosofen was de Encyclopédie, een vanzelfsprekend in het Frans uitgegeven werk waarvan het eerste van een lange reeks delen verscheen in 1751.

En ieder die in de tijd van de Verlichting naam en gezag had behoorde tot de 160 medewerkers van deze gigantische onderneming, die onder hoofdredactie stond van Denis Diderot. Soortgelijke publicaties, zij het op veel bescheidener schaal, verschenen daarna ook in andere talen. Afgaande op de uitputtende wijze waarop allerlei vindingen en constructies daarin worden behandeld krijgt men de indruk dat deze boeken werden samengesteld voor een publiek van doe-het-zelvers. Het is vooral in Engeland in de tweede helft van de 18de eeuw dat de voorliefde voor ingenieuze constructies een duidelijk stempel begint te drukken op de vormgeving van het in dezelfde tijd opkomende classicisme. Bekende meubeltypen uit dit tijdvak zijn het bureau-toilette, bureau capucin, bureau cartonnier. bureau cilindre, chiffonnier-secrétaire, table à rafraîchir, table à la Tronchin, drum table, écran en pupitre, library screen, vide poche, bibliotheektrapje, kamergemak, somno, fumeuse, voyeuse, Ieesstoel. Veel van deze meubelen geven de indruk te zijn gemaakt voor een goocheltruc: in gesloten toestand lijken ze op een onschuldige commode of schrijftafel, maar opengeklapt blijkt de commode eensklaps uit een in elkaar sluitende leestafel met stoel te bestaan, en de leestafel kan nog een extra keer worden opengeklapt en is dan een bibliotheektrapje; de schrijftafel blijkt bij nadere beschouwing een toilettafel te zijn, met allerlei vakjes en keldertjes vol met verrassingen.

Opvallend is in de tweede helft van de 18de eeuw ook het verwarrende aanbod van verwarmingstoestellen voor tafelgebruik. Veel van deze rechauds, schotelwarmers, sauskomforen, kraantjeskannen, bouilloires, eierkokers enz. laten zich eerder associëren met scheikundeproeven dan met de maaltijd of theetafel. Achter al deze precieuze zaken bespeurt men, behalve een onevenredige adoratie van de techniek, toch ook een belangrijk stuk burgerlijke zelfvoldaanheid die niet toevallig is, want deze periode valt samen met het ontwaken van een geest van burgerlijkheid, die zijn hoogtepunt zou bereiken in het Biedermeier en Victoriaans van de 19de eeuw. Tegen het eind van de 18de eeuw komen allerlei nieuwe materialen en technieken tot ontwikkeling. Talrijk zijn de nieuwe formules voor porselein, steengoed en glas. hen nieuwe grondstof, het papier-maché, wordt op grote schaal toegepast voor kleine siervoorwerpen, naderhand zelfs voor complete meubelstukken; Sheffield pleet en later witmetaal en alpaca vervangen het kostbare zilver: nieuwe technieken, zoals het persen en in de vorm blazen van glas. de overdruktechniek bij de keramische decoratie, de guillocheerbank bij de uurwerk- en dozendecoratie doen op massale schaal voorwerpen in omloop komen die een onmiskenbaar machinale signatuur vertonen. De uitvinding van de pantograaf stimuleerde een nieuwe tak van artistiek dilettantisme, de silhouetkunst, die tot ver in de 19de eeuw voor velen een bron van amusement zou blijven.

Het opheffen van de gilden aan het eind van de 18de eeuw vormt het sluitstuk van de eerste fase van de Industriële Revolutie. Tijdens de beginjaren van de 19de eeuw raakt de animo voor mechanische spitsvondigheden enigszins op de achtergrond door de opkomst van de Romantiek. De snel opkomende massa-industrie herkent in de sentimentele, naar nostalgie overhellende tijdgeest haar meest belovende werkterrein, waarmee de Industriële Revolutie haar volgende fase ingaat en het tijdperk van de neostijlen aanbreekt.