De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Gepubliceerd op 02-12-2020

Engelse staande klokken

betekenis & definitie

(long case clocks, in de 19de eeuw ook grandfather clocks genoemd). Of de staande klok van oorsprong Nederlands of Engels is, is een open vraag.

Vast staat dat tot de eerste Engelse bouwers van staande klokken de gebroeders Fromenteel behoorden, die een tijdlang werkzaam waren in Amsterdam, dat eveneens kan bogen op een zeer oude traditie van staande klokken. De oudste Engelse staande klokken hebben een spillegang en korte slinger, een vrij kleine, architectonische kast en stammen uit de vroegste periode van het slingeruurwerk, het derde kwart van de 17de eeuw. De grote bloei van de Engelse staande klok begon met de uitvinding van de ankergang ca. 1675, waardoor het mogelijk werd een langere en nauwkeuriger slinger met kleine amplitude te gebruiken. De door George Graham uitgevonden rustende ankergang betekende opnieuw een grote verbetering. De uurwerken werden tussen verticale platines geplaatst, zodat opwinding met een losse kruk via opwindgaten in de wijzerplaat mogelijk werd; het slag- en gaande werk zijn naast elkaar geplaatst. Bij vroege staande klokken moest de kap voor het opwinden omhoog worden geschoven.

De vroegste typen hebben een kast van eikehout, belijmd met ebbehout of een andere donkere houtsoort en een kap met fronton. De wijzerplaat is klein en vierkant (ca. 20x20cm), van messing en voorzien van een apart bevestigde, verzilverde of zilveren, uiterst smalle cijferring. Na ca. 1680 is de wijzerplaat groter (ca. 26x26cm), de kap is plat (flat-top), soms voorzien van ajour gezaagde houten ornamenten. De kast wordt rijziger en belijmd met bloemen- of oestermarqueterie, of in een met de sterrenkabinetten verwante geometrie in notehout (Age of Walnut). Na ca. 1700 is de kap dikwijls getoogd, de wijzerplaat wordt nog groter, maar blijft vierkant. Vanaf ca. 1715 wordt de kap voorzien van een scharnierend glazen deurtje en kan nu naar voren schuivend worden afgenomen.

Vanaf ca. 1720 is ook de wijzerplaat getoogd; in de toog worden dikwijls kalenderwerk, maanstanden e.d. aangebracht. Uit die tijd dateert ook de lakwerk-kast. Tot het midden van de eeuw in zwang naast de gemarqueteerde kasten. Na 1750 wordt ook mahoniehout gebruikt (Age of Mahogany), de kap heeft nu dikwijls een gebroken fronton, met al of niet naar elkaar toegebogen hoorns (swan-necks). Vanaf ca. 1775 komen ook wijzerplaten van ijzer voor, wit geschilderd met zwarte cijfers en decoratieve beschilderingen daaromheen. Ook worden in de toog bewegende mechanieken aangebracht. De mooiste en beste staande klokken werden in Londen gemaakt tussen de jaren 1670 en 1720.Naast deze fraaie uitvoeringen werd vooral in de provincie een eenvoudiger versie gemaakt, met eikehouten kast, 30-uurs werk en het uurwerk gemonteerd in een zgn. birdcage frame, zoals bij de lantaarnklokken, voorzien van één wijzer. De landelijke staande klokken zijn een heel stuk korter dan de duurdere uitvoeringen; dit houdt verband met de gemiddelde hoogte van de zoldering van de Engelse cottage. Vandaar dat men is gaan spreken van "cottage grandfathers'. Na 1750 begint de staande klok als stijlmeubel aan betekenis te verliezen. De economische teruggang aan het eind van de 18de eeuw betekent het eind van de staande klok als luxemeubel. Doch terwijl onder deze omstandigheden de produktie van staande klokken in Nederland geheel tot stilstand komt. gaat deze in Engeland onverminderd verder, met dien verstande dat het juist de cottage of grandfather clock is die nog tot in het midden van de 19de eeuw blijft voortleven. De robuuste, vaak wat nonchalant in elkaar gezette grandfather clocks komen de laatste jaren vaak in de Nederlandse antiekhandel voor.

< >