speelwerk van een klok bestaande uit een rol (speeltrommel), waarin pennen zijn aangebracht, een reeks van 12 tot 20 op elkaar afgestemde bellen en daarachter een corresponderend aantal hamers. De hamers worden bij het draaien van de rol door de pennen gespannen en vervolgens losgelaten zodat ze verend terugspringen, waarbij de bel juist nog even wordt aangeraakt.
Indien een snelle opeenvolging van aanslagen nodig is. worden per bel twee hamers aangebracht, die op dezelfde as zijn gemonteerd en om de beurt door de pennen in de rol worden opgelicht. De aandrijving van de speeltrommel geschiedt door een apart raderwerk. Carillons werden in de 18de eeuw veel ingebouwd in staande klokken, met name in de Amsterdamse staande horloges. Het aantal melodieën (aria's) dat gespeeld kan worden varieert van 12 tot 24. Het carillon speelt soms alleen op het uur of halve uur of kan naar believen worden aangezet. Ook bij horloges werden soms carillons gemonteerd: de oudste exemplaren dateren uit de vroege 18de eeuw. waarbij de aria op bellen of bekkens wordt gespeeld, in de late 18de eeuw vervangen door pennerol met kam, zoals bij de speeldozen.