beweging in Engeland die het kunstambacht, dat onder de Industriële Revolutie nagenoeg was uitgestorven, in ere wilde herstellen. Aanleiding hiertoe was de grote nijverheidstentoonstelling van 1851 in het Crystal Palace in Londen, waar bleek dat de Engelse produkten verreweg de mindere waren van de Franse.
De beweging kreeg gestalte onder invloed van de ontwerper William Morris, die weer steunde op de geschriften van John Ruskin en de kunstidealen van de prerafaëlieten; zij stelde zich ten doel het oude ambacht te doen herleven door kunst (arts) en nijverheid (crafts) bij elkaar te brengen en trachtte de verschillende takken van het handwerk die het artistieke karakter van het binnenhuis bepalen te stimuleren. Een sterke sociale inslag (vóór het volk, dóór het volk) ligt aan deze artistieke stroming ten grondslag. Morris en de zijnen ontwierpen dessins voor stoffen, meubelen, smeedijzeren voorwerpen, keramiek, behangselpapier, glas, boekbanden en boekillustraties. In 1888 werd de eerste tentoonstelling te Londen geopend; in 1898 werd de Glasgow Art School opgericht. Het streven van de Arts and Crafts Movement werd in gematigde en enigszins gewijzigde vorm overgenomen op het vasteland waarbij de Engelse naam werd nagevolgd (Du. Kunstgewerbe, Ned. kunstnijverheid).