Holocaust betekent letterlijk ''brandoffer''. De term is ontstaan in de jaren vijftig, voor de systematische vervolging van joden tijdens het nazi-regime, vooral in de periode 1942-1945. Naar eigen zeggen was het Elie Wiesel die de term voor het eerst brede bekendheid gaf.
De 'Endlösung' van het 'jodenvraagstuk' werd uitgewerkt in de Wannsee-conferentie van januari 1942. In de Sovjetunie werden joden massaal doodgeschoten door 'Einsatzgruppen'. Later werden vooral in bezet Polen concentratie- en vernietigingskampen ingericht waar joden werden vermoord in gaskamers. Schattingen van het totaal aantal joodse slachtoffers lopen van 4,5 tot 6 miljoen, het hogere getal lijkt waarschijnlijker.
Omdat de term holocaust oorspronkelijk de naam was van een vrijwillig brandoffer aan God, en er bij de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog geen vrijwillige offers aan een godheid werden gebracht, gebruiken sommigen liever de term Sjoa, wat vernietiging betekent.
Groepen en individuen die de holocaust ontkennen zijn vooral actief in Noord-Amerika en West-Europa. Ze ontkennen onder meer het gebruik van gaskamers. In diverse landen zijn tegen de ontkenners processen aangespannen op grond van haatspraak. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens verklaarde in 2005 dat holocaustontkenning, 'de ontkenning van duidelijk vastgestelde historische feiten', niet onder de bescherming van de vrijheid van meningsuiting valt.
Een wettelijk verbod is er onder meer in Canada, Frankrijk, België, Polen en Duitsland. Ook in Nederland is ontkenning van de holocaust verboden, op grond van het Verbeke-arrest (1997) van de Hoge Raad. De redenering is dat de historische feiten van de massavernietiging van de joden onloochenbaar zijn, en dat ontkenning daarvan een 'strafbare vorm van discriminatie' (antisemitisme) is.