Mensenrechten begrippenlijst

Amnesty International (2007)

Gepubliceerd op 29-06-2015

Geweldloze weerbaarheid

betekenis & definitie

Geweldloze weerbaarheid is het zonder geweld of dreiging daarmee oplossen van conflicten. De oudste ideeën hierover zijn te vinden in het Indiase hindoeïsme en het Chinese tauïsme, vanaf de 4e eeuw v.Chr. Er zijn tientallen vormen van geweldloos verzet, waaronder hongerstaking, boycot, demonstratie, sabotage, en stiptheidsacties.

In de 20e eeuw ontwikkelde de Indiase leider Mahatma Gandhi (1869-1948) de gedachte van de satyagraha (kracht die geboren wordt uit vrede en liefde). Hij leidde de eerste massale campagnes van geweldloos verzet uit de geschiedenis. Zijn methoden waren van grote invloed op de beweging voor burgerrechten, als bij Martin Luther King (1929-68). Een moderne theorie is die van de Noorse polemoloog Johan Galtung, die stelt dat het eerste doel niet de verdediging van een territorium is, maar de verdediging van bepaalde waarden van de samenleving.

Met 'sociale verdediging' wordt vaak aangeduid verzet tegen een bezetter, zonder wapens maar door daden van sabotage, het onthouden van medewerking, boycots, stakingen, publiciteit. 'Burgerlijke ongehoorzaamheid' is de symbolische, niet-gewelddadige overtreding van de wet als protest tegen onrecht. Burgerlijke ongehoorzaamheid is veelvuldig gepleegd door nationalistische bewegingen, de vredesbeweging, bewegingen voor burgerrechten en dergelijke. In de moderne tijd heeft burgerlijke ongehoorzaamheid onder meer de vorm aangenomen van het niet betalen van bepaalde belastingen als protest tegen defensie-uitgaven.

Geweldloze weerbaarheid speelde een belangrijke rol in het activisme van onder andere de Birmese politica Aung San Suu Kyi, bisschop Belo van Oost-Timor, de Dalai Lama van Tibet, de Italiaanse vredesactiviste Chiara Lubich, de Zuid-Afrikaan John Lutuli, bisschop Oscar Romero van El Salvador en de Britse filosoof Bertrand Russell. Geweldloosheid behoort tot de kenmerken van het werk van mensenrechtenverdedigers. Soms besloten oorspronkelijk geweldloze activisten zich alsnog bij het gewapend verzet aan te sluiten, zoals de Colombiaanse priester Camilo Torres.