Alexandra van der Geer

Research Associate, Naturalis Leiden

Gepubliceerd op 27-03-2016

Indo-Arisch

betekenis & definitie

De tak van het Indo-Iraans, zelf de meest oostelijke tak van de Indo-Europese taalfamilie, waartoe de meeste moderne talen van Noord India en Pakistan behoren, inclusief hun oudere vormen en dialecten.

Indo-Arisch is gezien het aantal sprekers de grootste zijtak van de Indo-Iraanse tak van de Indo-Europese primaire taalfamilie. Indo-Arisch is geografisch voornamelijk beperkt tot het noorden van het Zuid-Aziatische subcontinent (India, Bangladesh, Pakistan en Nepal) en de eilanden in het uiterste zuiden (Sri Lanka en de Maldiven). Het Romani van de zigeuners van de Balkan is een verdwaalde gast uit India van na de 10de eeuw. Hindi dialecten liftten met migranten nog verder van huis naar Suriname en Fiji, en ontwikkelden zich ter plekke tot Sarnami en Fiji Hindi.
De belangrijkste levende talen zijn Hindi, Urdu en Bengaals. Hindi en Urdu onstonden uit het Hindustani van voor de Onafhankelijkheid in 1947. Sinds de Onafhankelijkheid groeide de afstand tussen Hindi en Urdu door invloed van het Arabisch en Perzisch op Urdu en van Sanskriet op Hindi.
De moderne Indo-Arische talen ontwikkelden zich grotendeels uit spreektalen en dialecten, de zogenaamde prakrits, die naast het officiele Sanskriet bestonden. Het Sanskriet heeft hier wel veel invloed op gehad, vooral voor wat betreft woordenschat.
De schriftsoorten van de Indo-Arische talen van Noord India, Nepal, Bangladesh, Sri Lanka en Fiji zijn uiteindelijk afgeleid van het Brahmi schrift van de eerste eeuwen voor en na het begin onze jaartelling. De Pakistaanse talen gebruiken een aangepast Arabische schrift omdat het Arabisch het schrift van de Koran is. Maldivisch heeft een eigen schrift ontwikkeld, Thaana, ontleend uit zowel Arabische als Indiase schriften. Sarnami tenslotte maakt gebruik van het Latijnse schrift.