bezitten inrichtingen, waarmede kleine diertjes (vliegjes, mieren e.d.j gevangen worden. Dit geschiedt op zeer verschillende wijzen.
Ze beschikken over bepaalde cellen, die sappen produceren ter vertering van insecten, die op uiteenlopende wijzen worden gevangen. De v.p. zijn niet uitsluitend op die dierlijke voeding aangewezen, maar de meeste groeien toch op plaatsen (op het land of in water), waar de voorziening met plantenvoedingsstoffen karig is. Er zijn 15 gesl. bekend (tot 5 fam. behorende), waarvan alle soorten tot deze groep behoren; Drosera, het vliegenvangertje, is er één van. Het grootste aantal levert Utricularia, het in water of zeer vochtige omgeving groeiende blaasjeskruid. In Indon. o.a. het vormenrijke gesl. jVNenthes.Lit.: F. E. LLOYD, The carnivorous plants, 1942.