Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Vlas

betekenis & definitie

1. (landb.) V., Linum usitatissimum L., behoort tot de fam. der vlasachtigen of Linaceae. Als cultuurplanten kennen we van dit gesl. het vezel-v. en het olie-v.

Botanisch staan deze vormen zeer dicht bij elkaar. Dit blijkt ook wel hieruit, dat men ze zonder bezwaar met elkaar kan kruisen.Nut en geschiedenis. Het vezel-v. wordt in de eerste plaats verbouwd voor de vezel, die als lange vezelbundels in de bast van de stengels voorkomt (bastvezel). De hoofdzaak is dus het stro. Het zaad is bij vezel-v. een bijproduct.

Het olievlas wordt daarentegen voorn. verbouwd voor het zaad, waaruit in de oliefabrieken lijnolie geperst wordt. Het stro van olie-v. wordt bijna overal verbrand. De laatste jaren is men begonnen ook uit dit stro de vezel te winnen. Deze vezel, die grover van samenstelling is, kan verwerkt worden tot grove garens of tot sigarettenpapier, luchtpostpapier, bankpapier e.d. Het olie-v. is, in tegenstelling tot het vezel-v., kort en sterk vertakt. Het levert meer en grover zaad, met een hoger oliegehalte (ca 40%) dan het vezelvlas.

Hel olievlas wordt veel verbouwd in Argentinië, Uruguay, de Ver. St., Canada en India. Sedert 1949 wordt het ook in Ned. op kleine schaal (ca 500 ha) verbouwd. Het wordt gezaaid op een rijenafstand van 20 cm tegen 90 à 100 kg)ha. Het gewas dient enige malen geschoffeld te worden, daar het veel last heeft van een te grote onkruidopslag. Een chemische onkruidbestrijding met butylphenol- of DNC-bevattende middelen is mogelijk.

Het gewas kan met een zelfbinder gemaaid en met een gewone dorsmachine gedorst worden. Het vezelvlas wordt voorn. in Eur. verbouwd. De voornaamste productielanden zijn Rush, Frankr., België, Ned., Duitsl. Eng., Ierland, Tsjechoslowakije, Polen, Denemarken, Zweden, Spanje en Italië. Rush is wel de grootste vlasvezelproducent, met ca 80% van het wereldareaal. De kwaliteit en de opbrengst per ha is het beste in de W. Eur. landen met een uitgesproken zeeklimaat.

De oppervlakte v. in Ned. vertoont in de loop der jaren grote schommelingen. de laatste jaren is gemiddeld ca 25.000 ha v. verbouwd.

In België teelde men in de periode 1865 tot 1880 nog 40.000-57.000 ha; voor de eerste wereldoorlog nog slechts ca 20.000 ha: tussen beide wereldoorlogen schommelde de beteelde oppervlakte van 8.421 -44.700 ha; thans worden gemiddeld 33.000 ha verbouwd. Het v. is één der oudste cultuurgewassen ter wereld.

Aanvankelijk werd in Ned. het v. vooral verbouwd op de O. zandgronden. Door bodemuitputting vielen de resultaten in de 17e eeuw meer en meer tegen. In de 18e eeuw zet dan een verschuiving in naar de kuststroken, die zich omstreeks de eerste helft van de 19e eeuw heeft voltrokken.

Thans vindt men het v. uitsluitend in Gron., Friesl., N. en Z. Holl., Zeel. en Westelijk N. Brabant en verder in de beide Zuiderzeepolders: de Wieringermeer en de N.O. polder.

In België werd het vlas reeds 300 j. v. Chr. verbouwd. Sinds de 12e eeuw kan men de wederwaardigheden van deze teelt en haar industrie op de voet volgen. Met het verval in Frankr. gedurende de 14e eeuw kwam de heropleving in Henegouwen en Vlaanderen. Van de 16e eeuw af wordt het zwaartepunt naar W. Vlaanderen verlegd.

In de 18e eeuw waren in België ca 300.000 personen bij de teelt en verwerking van het vlas betrokken. Ned. betrok toen vlasproducten uit België en voerde deze verder uit naar Spanje, Am. en Indië. Aanvankelijk werd het v. voorn. geteeld voor eigen behoefte. Alle bewerkingen, die het v. moet ondergaan tot en met het weven, gebeurden in die tijd op de boerderij. In de 17e eeuw werd dit anders. Het weven tverd toen reeds door wevers gedaan, die hiervan speciaal hun vak maakten.

Later is ook het spinnen van de boerderij naar speciale spinners overgegaan. Ten slotte zijn bepaalde boeren v. gaan opkopen, om dat op hun eigen boerderij te verwerken. Weer later werd de boerderij bijzaak of verdween geheel. Zo ontstond het echte vlasserijbedrijf, zoals wij dat ook heden nog kennen.

Teelt. Grondsoort en grondbewerking. de beste gronden voor v. zijn de niet te zware kleigronden en de zavelgronden met een percentage afslibbare delen van 25-40%. De grond moet verder voldoende vochthoudend zijn en een goede capillaire opstijging hebben. de najaarsbewerkingen mogen niet te diep zijn. Indien mogelijk zal men, voor het land op wintervoor geploegd wordt, enige keren licht stoppelen. Dit is o.a. van belang voor het verdelgen van onkruid. Onkruid is nl. één van de grootste vijanden van de vlasteelt. In het voorjaar moet de grondbewerking gericht zijn op het verkrijgen van een fijn verkruimeld en goed bezakt zaaibed.

Bemesting. Stikstof. Is de voedingstoestand van de grond zodanig, dat slechts een kleine stikstofbemesting nodig is, dan kan dit het beste worden gegeven in de vorm van een salpeterbemesting, zodat de planten vlug aan de groei komen. Is een grotere gift nodig, dan verdient kalkammonsalpeter de voorkeur. Ais algemene richtlijn voor de stikstofbemesting kan worden aangenomen, dat voor rijke gronden met een gunstige bemestingsconditie 50-100 kg/ha meestal voldoende is. Voor normale gronden mag dit oplopen tot 150, hoogstens 200 kg ha.

Alleen voor werkelijk arme gronden mag de stikstofbemesting iets hoger zijn. Met klem dient gewaarschuwd te worden voor een te hoge stikstofbemesting. De stikstofbemesting wordt gelijktijdig met het zaaiklaar maken van de grond gegeven. Een overbemesting is i.h.a. af te raden. Kali. Normaal wordt 3àa 400 kg/ha kalizout 40 % in het vroege voorjaar gegeven.

Kali heeft een gunstige invloed op de vorming van de vlasvezel en werkt de stevigheid van het gewas in de hand. Fosforzuur. De fosforzuurgift hangt af van de fosfaattoestand van de grond. I.h.a. is 3 a 400 kg/ha superfosfaat voldoende.

Kalk. V. mag geen directe kalkbemesting hebben.

Zaaien. Algemeen wordt het v. thans met een zaaimachine gezaaid op een rijenafstand van ca 8 cm. Het machinaal zaaien bevordert een gelijkmatige opkomst. Voor v., waar de uniformiteit van het product een grote rol speelt, is dit van groot belang. De gebruikelijke zaaizaadhoeveelheden in de verschillende vlasteeltgebieden in Ned. lopen sterk uiteen. Zo zaait men in Gron. en Friesl. gewoonlijk 110-120 kg/ha, in de W. provincies ca 140 kg en in de Z. 150-170 kg/ha. Het verdient aanbeveling het v. zo vroeg mogelijk te zaaien; echter niet voor de grond zodanig is, dat een mooi gelijkmatig zaaibed kan worden verkregen.

In België streeft men er naar ca 3.200 kiemkrachtigc zaden per m2 uit te zaaien, ten einde een voldoende stengellengte, een gelijkmatige dikte en sterkte van de vezel te verkrijgen.

Verpleging. Na de opkomst groeit het v. eerst slechts langzaam, daarna komt een tijd van zeer snelle groei, terwijl in het laatste stadium de groei weer langzaam is. Het is van groot belang, dat in het eerste stadium van langzame groei voldoende zorg wordt besteed aan de vernietiging van het onkruid. Bij de verdere bewerking kan het onkruid zeer veel last veroorzaken, claar het moeilijk uit het v. te verwijderen is. Komt het uiteindelijk bij de vlasvezel terecht, dan vermindert dit de waarde van de vezel.

De normale wijze van bestrijding is het met de hand wieden. De laatste jaren is men ook in v. meer en meer de chern. onkruidbestrijding gaan toepassen. Er blijft echter altijd nog enig risico aan deze maatregel verbonden. Het zal voorlopig dan ook een noodmaatregel moeten blijven, waartoe men alleen zijn toevlucht mag nemen, indien met wieden geen voldoende resultaat meer bereikt kan worden. Voor een chem. onkruidbestrijding komen 4 typen middelen in aanmerking:

(1) groeistof(MCPA)-bevattende middelen, die bij een lengte van het gewas van 5-10 cm worden aangewend in een hoeveelheid van 300 g actieve stof per ha.

(2) kleurstof(DNBP)-bevattende middelen, waarvan 5 liter ha wordt gebruikt bij een lengte van 5-8 cm en 6 liter/ha bij een lengte van 8—10 cm.

(3) kleurstof(Na-DNC)-bevattende middelen, waarvan 8 kg/ha wordt gebruikt bij een lengte van 5-8 cm en 10 kg/ha bij een lengte van 8-10 cm.

(4) middelen, die een mengsel van DNBP en MCPA bevatten. Hiervan wordt gebruikt bij een lengte van 5-8 cm 5 liter ha en bij een lengte van 8-10 cm 6 liter/ha.

De kleurstoffen en de gemengde middelen verspuit men bij voorkeur in zoveel mogelijk water, d.w.z. 800-1000 liter en met een grote druppel. Groeistoffen kunnen met kleinere waterhocveclhcden woorden verspoten, hoewel ook hier 800-1000 liter steeds de voorkeur verdient.

Oogst. Het v. moet getrokken (Belg. gesleten) worden, wanneer de stengel ongeveer voor de helft opgeschoond is en het stro een mooie, lichtgele kleur gekregen heeft. Vroeger werd het v. met de hand getrokken. De laatste jaren is men meer en meer met vlastrek- (Belg. slijt-) machines gaan trekken. Alleen zwaar gelegerde percelen moeten nog met de hand getrokken worden. Een voordeel van het machinaal trekken is o.a., dat men hel v. op het meest gewenste tijdstip kan trekken en dat men minder arbeiders nodig heeft.

Doordat het trekken zo veel vlugger gaat, is het risico van slecht weer bij de oogst verminderd. De gemiddelde opbrengst aan ongerepeld stro-v. is in Ned. ca 8ÜÜ0 kg/ha, aan gerepeld stro-v. ca 6000 kg en aan zaad ca 800 kg.

In België schommelt de opbrengst tussen 6.000 en 10.000 kg/ha strovlas met de hippens (zaadbollen); het vlaslint schommelt tussen 590 kg en 1480 kg/ha, afhankelijk van de rassen en het teeltjaar.

Ziekten en beschadigingen. Verschillende ziekten van v. worden door schimmels veroorzaakt,

o.a. Botrytis, Colletotrichum, Polyspora en Phoma, die met het zaad overgaan. Zaadontsmetting is dus een eerste vereiste, temeer daar er tegen deze schimmelziekten geen andere bestrijdingsmiddelen in het gewas bekend zijn.

Vlasbrand (Pylhium megalacanthum DE BARY) komt vooral voor in streken, waar veel v. verbouwd wordt. Is een perceel eenmaal met vlasbrand besmet, dan kan het wel 20 jaar duren voor men hierop met vlas kan terugkomen.

Een van de meest voorkomende ziekten is roest (Melampsora lini (EHRENB.) LEV.).

De meest voorkomende insecten, die vlas kunnen beschadigen, zijn aardvlo en Thrips. De aardvlo treedt voorn. op kort na de opkomst. De jonge kiemplantjes kunnen er dan hevig onder lijden, doordat de kiemblaadjes geheel of gedeeltelijk worden afgevreten. Aardvlooien kunnen goed worden bestreden met HGH middelen met een zware draagstok Men heeft 25-40 kg/ha van deze stuifmiddelen nodig. De thripsen komen meestal begin Mei voor het eerst voor. Zij veroorzaken de z.g. kwade koppen.

De randen van de vlasvelden worden het eerst en het hevigst aangetast. Men kan thrips o.a. met succes bestrijden met 25-30 kg per ha van een HGH stuifmiddel.

Rassen. Sedert 1955 is thans het witbloeiende ras Wiera het meest verbouwde ras in W.Eur. i.v.m. zijn stevigheid en geringe vatbaarheid voor ziekten en dientengevolge grote oogstzekerheid en voorts door de hoge stro- en zaadopbrengst. Het witbloeiende ras Concurrent, dat vele jaren het meest verbouwde ras was, is thans vrijwel geheel verdwenen. Van de oudere rassen heeft alleen Hollandia zich, zij het op zeer kleine schaal, nog kunnen handhaven.

Van de nieuwere rassen, die eveneens nog maar op beperkte schaal worden uitgezaaid, kunnen worden genoemd Diana (witbloeiend) en de blauwbloeiende rassen Solido, Regenboog (Are- en -del), Ile de France en Noblesse. Ten slotte is het nieuwste ras Madonna nog in opkomst.

Industrie en verwerking. De eerste bewerking, die het v., zoals dit geoogst wordt, moet ondergaan, is het verwijderen van de zaadbollen. Dit kan gebeuren door de top van het v. zodanig over scherpe tanden (repeltanden) te trekken, dat de zaadbollen afgerist worden. Deze bewerking heet repelen. Geschiedt het repelen op de boerderij, dan wordt dit meestal ‘s winters gedaan, wanneer de landarbeiders weinig werk hebben. De teler verkoopt het v. dan in het vroege voorjaar als gerepeld stro-v.

Wordt het v. niet op de boerderij gerepeld, maar in de vlasfabriek, dan wordt het meestal reeds voor, tijdens of kort na de oogst als ongerepeld stro-v. verkocht. Een andere bewerking, die hetzelfde doel heeft, is het boken of boten van het vlas.

de eerste bewerking, die het gerepelde of geboekte vlas in de vlasindustrie ondergaat, is het roten. Dit is het vrijmaken van de vezelbundels van de omliggende weefsels. In elke vlasstengel (harrel) liggen in de bast een aantal vezelbundels, gemiddeld ca 30, die door pectine met de omliggende weefsels verbonden zijn. Het doel van de vlasbewerking is nu deze vezelbundels, die een grondstof vormen voor de textielindustrie, uit het stro vrij te maken. Bij het roten wordt de pectine opgelost. Men kan verschillende systemen van roten onderscheiden.

Het warmwaterroten wordt tegenwoordig het meest toegepast. Dit duurt ca 3 à 4 dagen.

Na het roten moet het natte v. eerst gedroogd worden. Dit gebeurt nog veelal in de open lucht, door het v. in kleine kegeltjes, z.g. kapellen, rechtop te zetten. Het grote bezwaar van deze wijze van drogen is, dat men afhankelijk is van het weer. Men gaat er de laatste tijd in de grote bedrijven dan ook langzamerhand toe over het v. kunstmatig te drogen in grote banddrogers.

Aan het droge gerote v. is uitwendig nog weinig te zien. Het ziet er nog bijna gelijk uit als het gerepelde stro-v. Inwendig is er echter wel iets veranderd, de vezelbundels zijn nl. niet meer door de pectine met de omliggende weefsels verbonden. Er zijn dan nog een aantal mechanische bewerkingen nodig om de vezel verder vrij te maken. De eerste van deze bewerkingen is het braken, ook wel breken genoemd. De houtpijp in de stengel wordt daardoor in korte stukjes van 1 à 2 cm lengte gebroken.

Na het braken wordt het vlas gezwingeld (z. Zwingelen). Hierdoor worden de houtige stukjes (scheven of lemen) verwijderd en blijven de vezelbundels over. De korte vezels kunnen verder verwerkt worden tot grove garens of in de fijne papierindustrie. De lange vezel (vlaslint) wordt in de spinnerij gehekeld en gesponnen tot garen en later in de weverijen verwerkt tot linnen weefsels. De laatste jaren wordt in Ned. ca 14.000 ha v. verwerkt.

Hierin vinden ca 4000 mensen het gehele jaar door een bestaan. Alle vormen van klein- tot grootbedrijf komen nog voor. Een overgang naar steeds grotere bedrijven is echter duidelijk waarneembaar.

In 1949 verwerkte België, naast de eigen productie, nog 101.328 t strovlas: Frankr. voert thans echter een beschermende politiek.

J. I. G. BUTLER / A. G. DUMON
2. (tuinb.) V. wordt ook gebruikt als sierplant met fraaie gele, rode of blauwe bloemen.

< >